Formuleren: overtuigen in een brief

Wat hebben we de afgelopen lessen allemaal gedaan?
1 / 12
next
Slide 1: Mind map
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat hebben we de afgelopen lessen allemaal gedaan?

Slide 1 - Mind map

We hebben het veel te druk ik vind dat niet goed en ik denk dat het anders kan ik wil dat school heel snel minder huiswerk heeft dank u wel.


Wat gaat er mis in deze formulering?
A
De zin heeft te veel persoonsvormen
B
De zin heeft enkel spreektaal
C
De zin heeft geen sterke argumenten
D
De zin heeft te veel herhaling.

Slide 2 - Quiz

We hebben het veel te druk ik vind dat niet goed en ik denk dat het anders kan ik wil dat school heel snel minder huiswerk heeft dank u wel.

Hoeveel persoonsvormen tel je?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

We hebben het veel te druk ik vind dat niet goed en ik denk dat het anders kan ik wil dat school heel snel minder huiswerk heeft dank u wel.

Herschrijf.

Slide 4 - Open question

Waar werken we naartoe? 
1. Je gaat een brief schrijven naar een belangrijk persoon (bijvoorbeeld: een minister, een staatssecretaris, de burgermeester, de directeur van de voetbalvereniging)
2. De brief gaat over een probleem dat je belangrijk vindt 
3. In de brief geef je argumenten waarom je het een groot probleem vindt 
4. In de brief stel je een oplossing voor 

.....alle brieven worden verzonden! 

Slide 5 - Slide

Doelen
1. Je leert na te denken over problemen en deze uit te zoeken
2. Je leert argumenteren en deze argumenten formuleren 
3. Je leert door middel van stijlfiguren een brief aantrekkelijker te maken 
4. Je leert door middel van het beperken van het aantal persoonsvormen een brief makkelijk leesbaar te maken 
5. Je leert een brief op te delen in alinea's 
6. Je ervaart hoe je door middel van taal een doel kan bereiken

Slide 6 - Slide

Een klachtenbrief bestaat uit 
1. Betreft:
2. Plaats, datum
3. Geachte heer, mevrouw
4. Korte uitleg van de klacht
5. Feiten benoemen over klacht
6. Vertellen wat je eist.
7. Alvast bedanken, verwachtingen uitspreken.
8. Met vriendelijke groet, (naam)

Slide 7 - Slide

Een brief bestaat uit 
1. Betreft:
2. Plaats, datum
3. Geachte heer, mevrouw
4. Inleiding. 
5. Korte uitleg van het probleem.
5. Feiten benoemen over het probleem, argumenten geven.
6. Vertellen wat je oplossing is. 
7. Alvast bedanken, verwachtingen of hoop uitspreken.
8. Met vriendelijke groet, (naam)

Slide 8 - Slide

Opdracht voor nu:
Lees de twee brieven
Onderstreep de moeilijke woorden en zoek ze op 
Kies één brief en geef antwoord op de vragen op de volgende pagina 

Slide 9 - Slide

1. Wat is de mening van de schrijver
2. Wat zijn de argumenten die de schrijver gebruikt
3. Hoe maakt de schrijver zijn brief spannend? Waardoor wil je blijven lezen?

Slide 10 - Open question

Je wilt een brief schrijven naar de minister van Onderwijs, omdat je vindt dat huiswerk verboden zou moeten worden. Schrijf een eerste, pakkende alinea, na: Geachte minister van Onderwijs,

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide