1e naamval = onderwerp
3e naamval = * meewerkend voorwerp
* na de voorzetsels mit, nach enz --> GANZ von BAMS
* na de ww danken, helfen, gefallen
4e naamval = * lijdend voorwerp
* na de voorzetsels durch, für enz -->GOEDBUF
* na de ww fragen, bitten en es gibt
3e/4e naamval * an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen -->HUNZAAIVÜ
* WO en WANN --> 3e nmv (vaste plaats of tijd)
* WOHIN --> 4e naamval (beweging van plek A naar B)
* GEEN vraag (of figuurlijk) auf en über 4e nmv --> rest 3e nmv