H3 - P2 - week 3 - les 1 - Lezen H2 + Grammatica h2

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag

Slide 1 - Slide

- Welkom + dagopening
- Stillezen
- Lezen H2 bespreken
- Grammatica H2 - hoofdzinnen en bijzinnen herhalen + bijvoeglijke bijzin

Doel:
- Je kunt een correct antwoord formuleren op vraag over een tekst. 
- Je kunt de drie 'nieuwe' tekstverbanden benoemen
- Je benoemt wat je de komende periode bij NE anders moet doen om de volgende toets makkelijker te kunnen maken.
- Je benoemt de eigenschappen van een hoofdzin en die van een bijzin
Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

De toets staat open in Learnbeat (lesmateriaal - hoofdstuk 7 - blok 1 )

Je kunt er samen met de docent doorheen lopen. 
Toets bespreken

Slide 4 - Slide

Hoe zit deze tekst in elkaar?

Waar moet je op letten. 


(huiswerk was uit het boek: H2.15 - 3, 4, 5 en 6
Online: 2.5 - Onderdeel B afronden en C helemaal)
Lezen H2 - bespreken 

Slide 5 - Slide

Meer oefenen hoofdzin + bijzin


Grammatica

Slide 6 - Slide


Welke zin bestaat uit twee hoofdzinnen?
A
Zin A
B
Zin B
C
Zin C

Slide 7 - Quiz


Hoe weet je dat B uit twee hoofdzinnen bestaat? 
Er zijn 4 manieren. 

Slide 8 - Open question


Is deze zin enkelvoudig of samengesteld:

De zon scheen fel, maar het was toch erg koud.

A
Enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 9 - Quiz

De zon scheen fel, maar het was toch erg koud.

Samengesteld, want er staat twee persoonsvormen in.

Is de zin enkelvoudig of samengesteld

Slide 10 - Slide


Wat is het voegwoord? 
Geef ook aan of het een onderschikkend of een nevenschikkend voegwoord is:

De zon scheen fel, maar het was toch erg koud.

Slide 11 - Open question


Bestaat deze zin uit twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?

De zon scheen fel, maar het was toch erg koud.

A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin
C
Een bijzin en dan een hoofdzin

Slide 12 - Quiz

De zon scheen fel, maar het was toch erg koud.

Deze zin bestaat uit twee hoofdzinnen en is dus nevenschikkend:

1. Het woord 'maar' is een nevenschikkend voegwoord
2. De persoonsvorm en het onderwerp moeten naast elkaar
3. De persoonsvormen staan beiden op de tweede plek in de zin
4. Je kunt beide zinnen los gebruiken. 

Is de zin nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 13 - Slide


Is deze zin enkelvoudig of samengesteld:

Lisa heeft haar huiswerk gemaakt voordat ze ging sporten.


A
Enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 14 - Quiz

Lisa heeft haar huiswerk gemaakt voordat ze ging sporten.


Samengesteld, want er staat twee persoonsvormen in.

Is de zin enkelvoudig of samengesteld

Slide 15 - Slide


Wat is het voegwoord? 
Geef ook aan of het een onderschikkend of een nevenschikkend voegwoord is:

Lisa heeft haar huiswerk gemaakt voordat ze ging sporten.

Slide 16 - Open question


Bestaat deze zin uit twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?

Lisa heeft haar huiswerk gemaakt voordat ze ging sporten.

A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin
C
Een bijzin en dan een hoofdzin

Slide 17 - Quiz

Lisa heeft haar huiswerk gemaakt voordat ze ging sporten.

Deze zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin en is dus onderschikkend:

1. Het woord 'voordat' is een onderschikkend voegwoord
2. De persoonsvorm en het onderwerp moeten naast elkaar in de eerste zin. In de tweede kun je bijvoorbeeld 'om drie uur' ertussen zetten.
3. De persoonsvormen staan beiden op de tweede plek in de zin. (niet doorslaggevend)
4. Je kunt beide zinnen los gebruiken.  (niet doorslaggevend)

Is de zin nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 18 - Slide


Is deze zin enkelvoudig of samengesteld:

Nadat ze het boek had uitgelezen, besloot ze direct het volgende deel te kopen.

A
Enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 19 - Quiz

Nadat ze het boek had uitgelezen, besloot ze direct het volgende deel te kopen.

Samengesteld, want er staat twee persoonsvormen in.

Is de zin enkelvoudig of samengesteld

Slide 20 - Slide


Wat is het voegwoord? 
Geef ook aan of het een onderschikkend of een nevenschikkend voegwoord is:

Nadat ze het boek had uitgelezen, besloot ze direct het volgende deel te kope

Slide 21 - Open question


Bestaat deze zin uit twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?

Nadat ze het boek had uitgelezen, besloot ze direct het volgende deel te kopen.

A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin
C
Een bijzin en dan een hoofdzin

Slide 22 - Quiz

Nadat ze het boek had uitgelezen, besloot ze direct het volgende deel te kopen.

Deze zin bestaat uit een bijzin en ene hoofdzin en is dus onderschikkend

1. Het woord 'nadat' is een onderschikkend voegwoord
2. De persoonsvorm en het onderwerp moeten naast elkaar - is in het eerste deel niet zo
3. De persoonsvormen staan beiden op de tweede plek in de zin - is in het eerste deel wel.
In het tweede deel ook, omdat de hele hoofdzin dit is: Toen besloot ze direct het volgende deel te kopen.
4. Je kunt beide zinnen los gebruiken. - is in het eerste deel niet zo. 'Ze het boek had uitgelezen' is geen grammaticale zin. 

Is de zin nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 23 - Slide


Is deze zin enkelvoudig of samengesteld:

 Het schilderij dat we gisteren in het museum zagen, is vandaag verkocht.

A
Enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 24 - Quiz

A. Het schilderij dat we gisteren in het museum zagen, is vandaag verkocht.

Hoofdzin:
Pv = is
Onderwerp = Het schilderij dat we gisteren in het museum zagen

Bijzin:
Pv  = zagen
Onderwerp = we





Nieuw: Bijvoeglijke bijzin

Slide 25 - Slide

A. Het schilderij dat we gisteren in het museum zagen, is vandaag verkocht.

Soms is een bijzin een onderdeel van een zin, zoals in A. 

Hier is de hoofdzin:
Het schilderij is vandaag verkocht.

-> We zagen het gisteren in het museum - geeft extra informatie over het schilderij.





Nieuw: Bijvoeglijke bijzin

Slide 26 - Slide

A. Het schilderij dat we gisteren in het museum zagen, is vandaag verkocht.

Ontleden:

PV hoofdzin = is
Onderwerp hoofdzin = Het schilderij (dat we gisteren in het museum zagen)
Werkwoordelijk gezegde = is verkocht
Bijwoordelijke bepaling = vandaag

Bijzin:
We zagen het gisteren in het museum

PV - zagen
Ow - we
Werkwoordelijk gezegde = zagen
LV = het (schilderij)
BWB = gisteren, in het museum 






Nieuw: Bijvoeglijke bijzin

Slide 27 - Slide

A. Het schilderij dat we gisteren in het museum zagen, is vandaag verkocht.
Soms is een bijzin een onderdeel van een zin, zoals in A. 

Dit is de hoofdzin:
Het bijzondere schilderij is vandaag verkocht.

We zagen het gisteren in het museum - geeft extra informatie over het schilderij.

Bijvoeglijke bijzin = 
- onderdeel zinsdeel hoofdzin
- Start vaak met een betrekkelijk voornaamwoord (dat, die, wat)


Nieuw: Bijvoeglijke bijzin

Slide 28 - Slide

Maak: Grammatica H2: hoofdzin en bijzin + bijvoeglijke bijzin

In het boek:  H2.5 en 2.6
Online: 2.2 - Onderdeel B en C

Online kun je direct nakijken. Doe dit om je eigen antwoord te controleren. 
Eerst zelf denken, dan controleren (anders kun je het net zo goed niet doen)



Aan de slag:

Slide 29 - Slide