1A en 1B 9-12-2024

Welcome!
-10 minute reading
-15 min check bonuspoints+ oefentoetsen terug
-5 min tips+tricks for the test
-15 min 'comparing' exercises
-5 min lesson check
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welcome!
-10 minute reading
-15 min check bonuspoints+ oefentoetsen terug
-5 min tips+tricks for the test
-15 min 'comparing' exercises
-5 min lesson check

Slide 1 - Slide

Reading
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Oefentoets
-kom zo je toets ophalen
-kijk naar de feedback, die is belangrijk voor je toets!
-Ondertussen ga ik checken hoe ver je bent met lezen.

Slide 3 - Slide

tips voor je toets
-neem een Nederlands-Engels woordenboek mee
-'ik' in het Engels moet altijd met hoofdletter! dus:
It is I, your English teacher!
-denk aan hoofdletters en punten.
-gebruik alleen de present continuous en present simple!
-denk aan de He/she/it regel!
-I have, we have, he/she/it has

Slide 4 - Slide

Werk aan de exercises
In magister, bij het huiswerk van vandaag, staat een link naar de lessonup. Dat is een uitleg over nieuwe grammatica. Lees deze slides door, en maak daarna de opdrachten in de slides op een blaadje. 
Je hebt 15 min hiervoor. 
Wil je uitleg? Doe klassikaal mee. 
Je werkt stil. 

Slide 5 - Slide

comparing
I am young.
My parent is younger than my sibling. 
My sister is the youngest at home
this is easy.
I think this is easier than last week. 
This is the easiest test.
She is fit
She is fitter than most people
She is the fittest women ever.





Slide 6 - Slide

comparing
They are serious.
They are more serious than them.
They are the most serious of them all. 
Mark is less serious than isabelle
Mark is the least serious person ever. 

Slide 7 - Slide

comparing
serious
They are more serious than them.
They are the most serious of them all. 
young
My parent is younger than my sibling.
My sister is the youngest at home

Slide 8 - Slide

comparing
1 of 2 woord delen? +er than voor 'meer dan'
+iest voor 'meest'
3 of meer woord delen? Gebruik more than voor 'meer dan'
the most voor 'het meest'
Gebruik less than voor 'minder dan' 
gebruik the least voor 'het minst'

Slide 9 - Slide

lesson check
-hoe gaat je toets eruit zien?
-Wat voor een soort woordenboek neem je mee?
-maak je hem op de laptop of moet je schrijven?

Slide 10 - Slide