This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
3.1 Waarneming: je eten bederft
H3: Onderzoek doen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 3.1
1. Je legt uit hoe voedselinfectie en voedselvergiftiging ontstaan.
2. Je beschrijft de kenmerken, voortplanting en verspreiding van micro-organismen en virussen.
3. Je legt uit hoe je voedselinfectie door micro-organismen en virussen kunt tegengaan.
Slide 2 - Slide
Voedselinfectie =
een besmetting met een micro-organisme via het voedsel. De besmetting kan klachten (misselijkheid en darmklachten) geven.
Voedselvergiftiging =
een besmetting met een micro-organisme via het voedsel, maar nu geven de micro-organismen toxinen af die je ziek maken.
Slide 3 - Slide
Voedselinfectie
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.
Micro-organismen: kun je niet zien met het blote oog.
Vaak wel met een lichtmicroscoop.
Slide 4 - Slide
Voedselinfectie
Schimmels of bacteriën die op voedsel gaan zitten zijn heterotroof.
Ze zijn voor hun organische stoffen afhankelijk van andere organismen.
Slide 5 - Slide
Anorganische stoffen
Organische stoffen
kleine eenvoudige moleculen
grote ingewikkelde moleculen
bevat geen C-atomen (behalve CO, CO2)
Bevat minimaal één C-atoom, één H-atoom én één O-atoom
water (H2O), zoutzuur (HCl), alle zouten en mineralen
Glucose (C6H12O6), vetzuren, eiwitten, aminozuren, DNA enz.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Wat zijn ongunstige leefomstandigheden voor bacteriën?
Noem er minstens 2!
Slide 8 - Slide
Wat zijn ongunstige leefomstandigheden voor bacteriën?
Noem er minstens 2!
gebrek aan voedingsstoffen
te weinig zuurstof (of te veel)
droogte
te warme omgeving (of te koud)
Slide 9 - Slide
Een bepaald soort bacteriën deelt zich ieder half uur.
Je start met 1 bacterie in een petrischaaltje.
Hoeveel zijn er na 5 uur? Geef alleen het hele getal.
Slide 10 - Slide
Een bepaald soort bacteriën deelt zich ieder half uur.
Je start met 1 bacterie in een petrischaaltje.
Hoeveel zijn er na 5 uur? Geef alleen het hele getal.
30 min: 1 --> 2
1 uur: 2 --> 4
1,5 uur: 4 --> 8
2 uur: 8 --> 16
2,5 uur: 16 --> 32
3 uur: 32 --> 64
3,5 uur: 64 --> 128
4 uur: 128 --> 256
4,5 uur: 256 --> 512
5 uur: 512 --> 1024 bacteriën
Slide 11 - Slide
Bacteriën
Vermeerderen zich
door ongeslachtelijke
voortplanting(mitose)
bij gunstige omstandigheden.
Alle bacteriën in een kolonie zijn genetisch identiek aan elkaar, ze zijn elkaars klonen.
BINAS 79A
Slide 12 - Slide
Bacteriën
Onder ongunstige
omstandigheden
vormen zesporen.
In een spore staan de levensprocessen stil. De spore vormt weer een levende bacterie als de omstandigheden weer goed zijn.
BINAS 79A
Slide 13 - Slide
Schimmels
Vormen lange draden
van 1 cellaag dik.
Die schimmeldraden heten
mycelium. Schimmels kunnen zich ongeslachtelijk en geslachtelijk voortplanten.
Ééncellige schimmel = gistcel
Meercellige schimmel = vb. paddenstoel
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Voortplanting
Schimmels - Meestal ongeslachtelijk d.m.v. sporen
Schimmels groeien door 'draadvorming' -> lange draden van 1 cel dikte. Vormen een netwerk (Mycelium)
Verteren voedsel extracellulair (buiten de cel), en nemen voedingsstoffen op
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Bacteriën en schimmels herkennen
Laten groeien (kweken) op een voedingsbodem.
Uiterlijk blote oog/ lichtmicroscoop
Op welke voedingsbodem groeien ze wel/ niet
DNA
Slide 18 - Slide
BINAS 78
De 4 RIJKEN
Slide 19 - Slide
Wat is de reden dat we virussen niet onder de 'levende natuur' benoemen
Slide 20 - Open question
Virussen
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Virussen
Erfelijk materiaal
(RNA of DNA) in een
eiwitmantel.
Ze vermeerderen met behulp van eengastheercel.
BINAS 77 A-B-C-D
Slide 23 - Slide
Waar bevindt zich het erfelijk materiaal bij bacteriën, schimmels en virussen?
A
Bij alledrie in de celkern
B
Bij alledrie in het cytoplasma
C
Bij bacteriën in het cytoplasma, bij schimmels in de celkern en bij virussen in de eiwitmantel
D
Bij bacteriën en schimmels in de celkern en bij virussen in de eiwitmantel
Slide 24 - Quiz
Levenskenmerken zijn: 1-beweging, 2-groei, 3-voortplanting, 4-stofwisseling en 5-reageren op prikkels. Welk of welke van deze levenskenmerken is of zijn NIET van toepassing op een virus.
A
alleen 1 en 2
B
alleen 3 en 4
C
alleen 4 en 5
D
1, 2, 4 en 5
Slide 25 - Quiz
Virussen kunnen slechts de gastheercel ertoe aanzetten om nieuwe virussen te maken, dus de virussen laten zich voortplanten / vermeerderen.
Slide 26 - Slide
Voedselinfectie voorkomen
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.
Hygiënisch werken:
handen wassen
kruisbesmetting voorkomen (scheiden)
Slide 27 - Slide
Huiswerk
Lees 3.1 - bekijk nogmaals de LessonUp van 3.1
Bekijk de periodeplanning P2 in de Jaarbijlage in SOM