This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
§4.2 Tussen de wereldoorlogen
- Leerboek;
- Werkboek;
- Ipad.
Slide 1 - Slide
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 2 - Slide
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
H1 H2 H3 H4 H5 & H6
Slide 3 - Slide
Voorkennis §4.1
Slide 4 - Slide
Van wanneer tot wanneer duurt de Eerste Wereldoorlog?
A
Van 1917 tot 1921
B
Van 1940 tot 1945
C
Van 1914 tot 1918
D
Van 1905 tot 1909
Slide 5 - Quiz
Deze zin werd na ongeveer 3 minuten letterlijk genoemd: "Jonge mannen in heel Europa willen dolgraag vechten, omdat ze van hun land houden en denken dat hun niets kan overkomen. Ze zien de oorlog als een groot avontuur."
Deze zin is een voorbeeld van ....
A
Militarisme
B
Nationalisme
C
Wapenwedloop
D
Bondgenootschap
Slide 6 - Quiz
Frankrijk hoorde bij de Geallieerden.
Welke drie landen hoorden ook bij de Geallieerden?
A
Het Ottomaanse Rijk, het Duitse keizerrijk en Engeland
B
Rusland, het Ottomaanse Rijk en Engeland.
C
Rusland, Oostenrijk-Hongarije en de Verenigde Staten
D
Engeland, Frankrijk en Rusland
Slide 7 - Quiz
Welke oorzaak van het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog wordt in het plaatje hiernaast uitgebeeld?
A
Nationalisme
B
Modern imperialisme
C
Wapenwedloop
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist
Slide 8 - Quiz
De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
De atoombom, de auto, de duikboot
B
Het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
Het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
De atoombom, het gifgas, de duikboot
Slide 9 - Quiz
Aan het eind (§4.2):
- kun je 3 politieke stromingen met bijbehorende kenmerken opnoemen die begin vorige eeuw opkwamen.
Dat zijn: communisme / fascisme / nationaalsocialisme.
Slide 10 - Slide
§4.2 lezen
Dit doe je in stilte!
Je markeert hierbij het volgende (BELANGRIJK voor toets!):
1. Kenmerkende aspect(en);
2. Jaartallen met gebeurtenissen;
3. Begrippen.
Klaar? Maak alvast opdracht 1!
timer
7:30
Slide 11 - Slide
Russische Revolutie 1917
Rusland van een tsarenrijk in een dictactuur o.l.v. Lenin. Hij voert het communisme in.
Kenmerken communisme:
In volgende dia: Clipphanger 'Wat is communisme'? (0:58)
1. Alle bezit is van de staat;
2. 1 leider heeft alle macht;
3. Er is een totalitaire staat (de staat beheerst de volledige samenleving, bv manier van denken);
4. Alle andere politieke partijen zijn verboden;
5. De bevolking wordt onderdrukt met terreur (bangmakerij met geweld);
6. Opvolger Stalin (vanaf 1922) voert ook een planeconomie in (de overheid bepaalt per 5 jaar wat boerderijen en fabrieken moeten produceren)
Slide 12 - Slide
schooltv.nl
Slide 13 - Link
Slide 14 - Video
Welke uitspraak over het communisme is onjuist?
A
Toen Rusland een communistisch land werd, kreeg het de nieuwe naam 'de Sovjet-Unie' met een nieuwe vlag (zie plaatje hierboven)
B
Een kenmerk van het communisme is het toepassen van terreur.
C
De Russische Revolutie was in 1917
D
Stalin wordt gezien als oprichter van het communisme.
Slide 15 - Quiz
Het fascisme
Kenmerken:
1. Er is een dictator die bepaalt wat goed is (bv Mussolini in Italie);
2. Fascisme is anti-democratisch en nationalistisch (eigen staat is belangrijkst);
3. Fascisme gaat uit van ongelijkheid
4. Geweld is goed (geen woorden, maar daden), knokploegen (bv 'de zwarthemden' in Italie) bewaken met geweld de rust;
5. De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.
6. Toepasen van indoctrinatie (het opdringen en inprenten - hersenspoeling - van jouw ideeen via media)
Volgende dia: Cliphanger 'Wat is facisme'? (1:26)
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Het nationaal-socialisme, ook wel Nazi's
Kenmerken:
1. Dezelfde kenmerken als het facisme, maar dan in Duitsland o.l.v. Hitler, plus
2. Racistisch (arische ras het beste) door het toepassen van de rassenleer
Polititieke partij: De NSDAP
Slide 18 - Slide
AANTEKENING!
Slide 19 - Slide
Quiz
Paragraaf 4.2
Slide 20 - Slide
Communisme is...
A
Trots op je vaderland of volk
B
een ideologie gericht op geld verdienen
C
Te bewijzen dat je het sterkste leger hebt
D
een ideologie gericht op eerlijke verdeling
Slide 21 - Quiz
Twee uitspraken:
1. Door de Russische Revolutie werd Rusland (ook wel de Sovjet-Unie) een nationaal-socialistisch land.
2. Hiernaast zie je de vlag van Rusland.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 22 - Quiz
Twee uitspraken:
1. Het communisme, het fascisme en het nationaal-socialisme kennen alle drie een dictatuur.
2. Lenin (zie plaatje hiernaast) was een fascist.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 23 - Quiz
Welke politieke stroming heeft als kenmerk dat het racistisch is?
A
Het communisme
B
Het fascisme
C
Het nationaalsocialisme
D
Geen van de genoemde politieke stromingen is juist.
Slide 24 - Quiz
Adolf Hitler is een....
A
communist
B
fascist
C
nationaal-socialist
D
nationaal-democraat
Slide 25 - Quiz
Wat was de bijnaam van Mussolini?
A
Il duce
B
Generalissimo
C
Führer
D
Il capitano
Slide 26 - Quiz
- Verbind de begrippen aan de juiste personen
Stalin
Hitler
Mussolini
Fascisme
Communisme
Nationaal-socialisme
Duitsland
Italië
Sovjet-Unie
Slide 27 - Drag question
Stel, je moet verhuizen naar een communistisch land, of naar een fascistisch land, of naar een nationaal-socialistisch land.
Welk land zou je dan kiezen? Leg je keuze met een goede reden uit: