Grammatik A V2: Tijdsbepaling met im, am, um

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lernziele für heute
Aan het einde van de les kun je:
- kun je de tijd aangeven en im, am, um, von... bis gebruiken;
- kun je de kloktijden gebruiken.

Slide 2 - Slide

Tijdsbepalingen
1. im →  Als je wilt zeggen in welke maand/ seizoen iets gebeurt.
2. am →  Als je wilt zeggen in welke datum /dag vd week/dagdeel iets gebeurt. 
3. um →  Als je wilt zeggen om hoe laat iets gebeurt.  
4. von ....bis  →   als je tijdsduur wilt aangeven.

Slide 3 - Slide

im, am, um
seizoen
maand
dag van de week
datum
tijdstip
im
im
am
am
um

Slide 4 - Drag question

Mein Fußballtraining ist ... Dienstag... 20.00 Uhr.
A
am, um
B
im, um
C
um, am
D
um, im

Slide 5 - Quiz

..... Winter ist es kalt.
A
um
B
im
C
am

Slide 6 - Quiz

... Mai habe ich Geburtstag.
A
im
B
am
C
um

Slide 7 - Quiz

... 23. September gibt es eine große Party.
A
im
B
am
C
um

Slide 8 - Quiz

Noem de 4 seizoenen. Schrijf op in het Duits + lidwoord! Denk aan je hoofdletters!

Slide 9 - Open question

Dagdelen --> am

morgens = am Morgen = van 6 tot 9 uur 's morgens 
vormittags = am Vormittag = van 9 tot 12 uur 's morgens
mittags = am Mittag = van 12 tot 13 uur uur 's middags 
nachmittags = am Nachmittag = van 13 tot 18 uur 's middags 
abends = am Abend = van 18 tot 24 uur 's avonds 
nachts = in der Nacht = van 0 tot 6 's nachts 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
Es ist...
Denk aan de hoofdletters!

Slide 12 - Open question

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
vijf voor twaalf: Es ist...

Slide 13 - Open question

Wie sagt man die Uhrzeit 08:45?

A
Es ist Viertel voor neun.
B
Es ist Viertel nach neun.
C
Es ist ein Kwart vor neun.
D
Es ist Viertel vor neun.

Slide 14 - Quiz

Wie sagt man die Uhrzeit 08:00?

A
Es ist acht Uhr.
B
Es ist die Uhr 8.
C
Es ist kurz vor 8.
D
Es ist sieben.

Slide 15 - Quiz

Wie sagt man die Uhrzeit 11:20?
2 Antworten sind richtig.
A
Es ist zwanzig nach elp.
B
Es ist elf Uhr zwanzig.
C
Es ist elp Uhr zwanzig.
D
Es ist 20 nach elf.

Slide 16 - Quiz

Wie sagt man die Uhrzeit 12:30?
2 Antworten sind richtig.
A
Es ist zwölf Uhr dreißig.
B
Es ist halb eins.
C
Es ist half eins.
D
Es ist dreißig vor eins.

Slide 17 - Quiz

Wanneer schrijf je 'eins'? Kies 2 antwoorden!
A
Bij een half uur, half 1
B
Bij een heel uur, 1 uur
C
Bij een kwartier voor of na, kwart voor/over 1

Slide 18 - Quiz

Wanneer zet je het woordje 'Uhr' achter de kloktijd?
A
Bij een heel uur, zwei Uhr
B
Bij een half uur, halb zwei Uhr
C
Bij een kwart, Viertel nach /vor zwei Uhr

Slide 19 - Quiz