In welk organel vindt de afbraak van glucose plaats
A
Mitochondrium
B
Bladgroenkorrel
C
Celkern
D
Cytoplasma
Slide 4 - Quiz
In de cellen van welk(e) organisme(n) vindt stofwisseling plaats?
A
Alleen bij planten
B
Alleen bij dieren
C
Bij planten en dieren
D
Geen van deze organismen
Slide 5 - Quiz
In Nederland bloeien veel planten in de zomer, omdat de zon dan langer schijnt. Leg uit waarom langer zonlicht gunstig is voor de bloei van een plant.
Slide 6 - Open question
Bs 1.2 verbranding
Slide 7 - Slide
Leerdoelen bs 1.2
1.2.3 Je kunt het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit.
1.2.4 Je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat
Een benzinemotor verbrandt een brandstof (benzine) om energie vrij te maken. Bij de verbranding verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen. Ook in je lichaam vindt verbranding plaats.
Slide 8 - Slide
Opdracht
Lezen werkboek blz 15 en 16
timer
8:00
Slide 9 - Slide
brandstof = de stof die verbrandt
Een brandstof is een energiedrager. Bij verbranding komt deze energie vrij.
Slide 10 - Slide
voorbeelden van brandstoffen
Slide 11 - Slide
energie die vrij kan komen
Slide 12 - Slide
Bij het branden van een kaars
Nodig?
Ontstaat?
Energie?
Slide 13 - Slide
Bij het branden van een kaars
nodig: kaarsvet en zuurstof
ontstaat: water en CO2
energie: warmte en licht
Slide 14 - Slide
verbranding in een automotor
Nodig:
Ontstaat:
Energie:
Slide 15 - Slide
verbranding in een automotor
Nodig: benzine en zuurstof
Ontstaat: CO2 + water
Energie: warmte en beweging
Slide 16 - Slide
hardlopen
Nodig:
Ontstaat:
Energie:
Slide 17 - Slide
Wat is de brandstof voor de mens?
A
Zon
B
Lucht
C
Benzine
D
Voedsel
Slide 18 - Quiz
Formule verbranding
verbranding = de afbraak van glucose in cellen
Slide 19 - Slide
verbranding vindt plaats in de mitochondriën van alle cellen!
Slide 20 - Slide
Opdracht
Maken van bs 1.2 opdracht 1 tm 3 online
opdracht 4 maak je in je werkboek
klaar? oefen met de flitskaarten
Slide 21 - Slide
Afsluiting
1.2.3 Je kunt het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit.
1.2.4 Je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat
Slide 22 - Slide
Programma 36.2
terugblik / huiswerk
bs 1.2 - Verbranding
Opdrachten maken
Afsluiting
Log vast in LessonUp in
Slide 23 - Slide
wat is géén brandstof?
A
elektriciteit
B
hagelslag
C
steenkool
D
kaarsvet
Slide 24 - Quiz
Wanneer vindt verbranding plaats?
A
Altijd
B
Alleen als je sport
C
Alleen als je ademhaalt
D
als je wakker bent
Slide 25 - Quiz
Welke vormen van energie komt er bij verbranding vrij?
A
CO2, licht & warmte
B
water, CO2 & licht
C
licht, warmte & beweging
D
licht, CO2 & beweging
Slide 26 - Quiz
Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur
Slide 27 - Quiz
+
---->
+
+
brandstof
verbrandingsproducten
Verbranding bij de mens
glucose
zuurstof
energie
koolstof-dioxide
water
Slide 28 - Drag question
Leerdoelen bs 1.2
1.2.3 Je kunt het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit.
1.2.4 Je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat
Een benzinemotor verbrandt een brandstof (benzine) om energie vrij te maken. Bij de verbranding verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen. Ook in je lichaam vindt verbranding plaats.
Slide 29 - Slide
formule fotosynthese
Wat gebeurt er als je de formule omdraait?
Slide 30 - Slide
Formule verbranding
verbranding = de afbraak van glucose in cellen
Bij verbranding hebben we zuurstof nodig en komt er koolstofdioxide en water vrij, maar hoe kunnen we dat aantonen?
Slide 31 - Slide
Opdracht
Lezen en Maken van basisstof 1.2 opdracht 5 tm 10
klaar? Oefenen met de flitskaarten.
timer
20:00
Slide 32 - Slide
Afsluiting
1.2.3 Je kunt het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit.
1.2.4 Je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat
Slide 33 - Slide
Een plant geeft niet alleen zuurstof af, maar heeft ook zelf zuurstof nodig. Leg uit waarom.
Slide 34 - Open question
Milan zit de hele dag met zijn vrienden in zijn slaapkamer te gamen. De deur en de ramen zijn dicht. Van welk gas neemt de hoeveelheid af in de slaapkamer? Leg uit hoe dat komt.