4.7 Grammatica (les 5) / 4.8 spelling (les 1)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (log in)
  • je leerwerkboek
  • je etui
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (log in)
  • je leerwerkboek
  • je etui

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhalen wg en ng / exit ticket gisteren
  • Nakijken huiswerk
  • Opstarten 4.8 spelling
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Slide

Wat zijn de drie koppelwerkwoorden?

Slide 3 - Open question

Een zelfstandig werkwoord hoort
bij het .....
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Quiz

Bij een naamwoordelijk gezegde DOET het onderwerp iets.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar.

Slide 5 - Quiz

Een hulpwerkwoord hoort alleen bij een werkwoordelijk gezegde.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 6 - Quiz

Huiswerk
Nakijken opdracht 8 en 10.

Slide 7 - Slide

4.8 leerdoelen
  • Hoofdletters herhalen
  • Apostrof, trema
  • Accenttekens

Slide 8 - Slide

Hoofdletters?

Wanneer wel? Wanneer niet?

Slide 9 - Slide

Hoofdletters gebruik je:
  • Aan het begin van een zin.
  • Op de tweede plek bij: 's Nachts lig ik wakker. 't Regent.
  • Bij eigennamen (personen, aardrijkskunde, merk, boek/film)
  • Bij feestdagen en historische gebeurtenissen. Bijvoorbeeld: Kerstmis, Tweede Wereldoorlog.

Maar het is kerstontbijt en paaseieren met kleine letter.

Slide 10 - Slide

Hoofdletters gebruik je niet:
  • Als de zin begint met een getal in cijfers.
100 meter hardlopen, is een heel eind.
Honderd meter hardlopen, is een heel eind. 

  • Let op met voorzetsels bij achternamen.
de heer Van den Belt, maar Kees van den Belt
mevrouw De Jong, maar B. de Jong

Slide 11 - Slide

Trema "
  • Meervoud woord op -ee en -ie. 
Ree => reeën    categorie => categorieën    bacterie => bateriën

  • Bij uitspraakverwarring met twee klinkers naast elkaar.
ruine => ruïne    vacuum => vacuüm
buiig =>  niet nodig     financieel => niet nodig
Klinkers zijn: a, e, i, o, u.
p. 159

Slide 12 - Slide

Apostrof '
Emma's boek, HEMA's aanbieding, Amsterdams paaltje
  • Bij bezit. Je schrijft de ' als de uitspraak anders niet klopt.

  • Let op! Is het een sisklank, dan alleen de '.
Max' rugzak, Hans' fiets

Slide 13 - Slide

Apostrof '
  • Meervoud woorden met lange klank, vanwege de uitspraak.
autos => auto's, babys => baby's, etappe => etappes
  • Na afleidingen met cijfers en afkortingen.
mp3'tje              vwo'er                   A4'tje
  • Bij weglaten van letters
het => 't            hem => 'm  Ik geef het aan 'm.

Slide 14 - Slide

Werkmoment
Maak in je leerwerkboek/schrift van 4.8 opdracht:
  • 2 => kijk naar hoofdletters en spelling werkwoord /woorden
  • 5 => welke woorden een trema, apostrof of accent hebben
  • 6 => lees de leertekst op pagina 159 nauwkeurig

Slide 15 - Slide

Afsluiting
  • We gaan verder met 4.8 spelling.

Slide 16 - Slide

Woorden 4.5

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link