Woche 43

H2e Duits, Woche 43
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

H2e Duits, Woche 43

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Wat klopt er niet in dit verhaaltje? Verbeter de vijf fouten. 

Berlin ist der Hauptstadt von Deutschland. In Berlin wohnen viele menschen, auch mein Cousin Paul. Paul lebst im Stadtzentrum. Er habe eine Wohnung mit funf Zimmern.

Slide 3 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Grammatik C
An die Arbeit
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Aussprache
Lesen: Abenteuer am Strand
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
T02: hoe en wat?
Start Kapitel 3
Hören: Aufgabe 3
Wörterliste A
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

T02: Hoe en wat?
- T02: toets voor de kerstvakantie

- Woordjes: Kapitel 4 (woordjes Kapitel 3 over een paar weken in een deeltoets)
- Grammatica: Kapitel 3 + 4
- Lezen 

Slide 5 - Slide

Start Kapitel 3
S. 78-79



Kijk naar de 2 video's. Schrijf op mijn signaal de Duitse woorden in je schrift en zet de vertaling erbij.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Hören
Aufgabe 3
S. 81

Slide 9 - Slide

Wörterliste A
S. 106

Slide 10 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken:

- Leren: Wörterliste A, eerste helft (S. 106)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Beginopdracht

Maak Aufgabe 4 op blz. 81. 
Dit is herhaling van vorig hoofdstuk (FEesttenten).
Combineer het juiste persoonlijk voornaamwoord met de juiste werkwoordsvorm en maak er een goede zin van.

Slide 13 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Grammatik C
An die Arbeit
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Aussprache
Lesen: Abenteuer am Strand
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
T02: hoe en wat?
Start Kapitel 3
Hören: Aufgabe 3
Wörterliste A
Hausaufgaben

Slide 14 - Slide

Grammatik C
- Welk ezelsbruggetje voor de vervoeging van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd heb je geleerd? 


- Bij werkwoorden met een stam op -s-, -z- of -ß- is dat anders. Waarom denk je? 


Slide 15 - Slide

Grammatik C
putzen
ich
putze
du
putzt
er/sie/es
putzt
wir
putzen
ihr
putzt
sie/Sie
putzen
genießen
ich
genieße
du
genießt
er/sie/es
genießt
wir
genießen
ihr
genießt
sie/Sie
genießen

Slide 16 - Slide

Grammatik C
- Aufgabe 8 (S. 84): 
Vul per zin de juiste vorm van het werkwoord in.

- Aufgabe 9 (S. 85): 
Lees de 7 antwoorden. Bedenk bij elk antwoord een passende Duitse vraag ("Mein Hund beißt alles kaputt." > "Was beißt dein Hund kaputt?")

Slide 17 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken: Aufgabe 8 + 9 (S. 84-85)

- Leren: Wörterliste A, helemaal (S. 106) 



Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Beginopdracht
Vertaal:
Versie A
Versie B
de appel
de kaas
de boter
de melk
het brood
het ontbijt
gezond
niets
smaken
tekenen

Slide 20 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Grammatik C
An die Arbeit
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Aussprache
Wörterliste B
Lesen: Abenteuer am Strand
Toetsbespreking
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
T02: hoe en wat?
Start Kapitel 3
Hören: Aufgabe 3
Wörterliste A
Hausaufgaben

Slide 21 - Slide

Herhaling Grammatik C
heizen
ich
beißen
ich

Slide 22 - Slide

Aufgabe 10 (S. 85)
323 = dreihundertdreiundzwanzig
3120 = dreitausendhundertzwanzig
175 = hundertfünfundsiebzig
2728 = zweitausendsiebenhundertachtundzwanzig
1006 = eintausendsechs / tausendsechs
250 = zweihundertfünfzig
540 = fünfhundertvierzig
226 = zweihundertsechsundzwanzig


Slide 23 - Slide

Aussprache
Aufgabe 11
S. 86


Slide 24 - Slide

Wörterliste B
S. 106


Slide 25 - Slide

Abenteuer am Strand

Slide 26 - Slide

Hausaufgaben für Dienstag
- Maken: 

- Leren: Wörterliste B, eerste helft (S. 106)



Slide 27 - Slide