This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Slide
Wat is het bijv. nw. ook alweer?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld:
- De mooie dag - Mijn broer is groot. - De rode auto. - De tafel is schoon.
Slide 2 - Slide
Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?
A
blauw
B
blond
C
lief
D
auto
Slide 3 - Quiz
Nederlands
In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:
Mijn broer (man. ev.) is groot. Mijn zus (vr. ev.) is groot. Mijn broers (man. mv.) zijn groot. Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.
Slide 4 - Slide
Regel
De regel is dus als volgt:
- Bij man. ev. komt er niets bij
- Bij vr. ev. komt er –e bij
- Bij man. mv. komt er –s bij
- Bij vr. mv. komt er –es bij
Slide 5 - Slide
Voorbeeld:
Slide 6 - Slide
Geef de juiste vorm.
petit - vrouwelijk enkelvoud
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 7 - Quiz
Geef de juiste vorm.
noir - mannelijk meervoud
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires
Slide 8 - Quiz
Geef de juiste vorm.
blond - vrouwelijk meervoud
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes
Slide 9 - Quiz
Geef de juiste vorm.
vert - mannelijk enkelvoud
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes
Slide 10 - Quiz
Wat is het Franse woord voor "verdrietig"?
A
calme
B
triste
C
drôle
D
sympa
Slide 11 - Quiz
Hoe zeg je: Sophie is verdrietig.
A
Sophie est trist.
B
Sophie est tristee.
C
Sophie est triste.
D
Sophie est tristes.
Slide 12 - Quiz
Wat is het Franse woord voor "grijs"?
A
noir
B
vert
C
gris
D
gras
Slide 13 - Quiz
Hoe zeg je: "de grijze haren"? Les cheveux (m mv) _________________
A
gris
B
grise
C
grises
D
griss
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Waar hoort de uitgang bij?
Mannelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
-ES
-E
-S
-X (niks)
Slide 16 - Drag question
Vertaal: Marie is mooi. Marie est _______________________
A
belles
B
beau
C
beaux
D
belle
Slide 17 - Quiz
Vertaal: Mijn opa is oud. Mon grand-père est __________________
A
vieux
B
vieille
C
vieu
D
vieilles
Slide 18 - Quiz
Vertaal: Mijn bril is nieuw. Mes lunettes (v mv) sont _____________
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles
Slide 19 - Quiz
(grote) Elles vont à une _______ école _______
A
une grande école
B
une école grande
C
une grand école
D
une école grand
Slide 20 - Quiz
(oude) J'ai un _____ prof ________
A
un prof vieux
B
un prof vieille
C
un vieux prof
D
un vieille prof
Slide 21 - Quiz
(sportief) C'est un ________ garçon ________
A
un garçon sportif
B
un garçon sportive
C
un sportif garçon
D
un sportive garçon
Slide 22 - Quiz
Tips!
Tip: let op aanwijzingen in de zin.
1. Lidwoorden: Le = mannelijk enkelvoud La = vrouwelijk enkelvoud L' = enkelvoud (kan man. en vr. zijn: zoek op in je voca lijst welke vd 2 het is) Les = meervoud (kan man. en vr. zijn: zoek op je in voca lijst welke vd 2 het is) Un = mannelijk enkelvoud Une = vrouwelijk enkelvoud
Slide 23 - Slide
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
une
un
la
l'
mon
mes
les
ma
le
Slide 24 - Drag question
NL
Mnl.ev.
Vrl.ev.
Mnl.mv
Vrl.mv
Mooi
Oud
Nieuw
Beau
Vieilles
Nouveaux
Belles
Vieille
Slide 25 - Drag question
Kies de juiste vorm: Les .........sacs (nieuw) (M. MV )
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux
Slide 26 - Quiz
Kies de juiste vorm: Mon ...........grand-père (oude)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu
Slide 27 - Quiz
Maak de zin goed af: Léa et Anna sont ___ (petit).
Slide 28 - Open question
Kies de juiste vorm: Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands
Slide 29 - Quiz
Kies de juiste vorm: Les voitures (v) sont (groen)