7.4 Voortplanting

7.4 Voortplanting 
Thema 7 planten
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

7.4 Voortplanting 
Thema 7 planten

Slide 1 - Slide

Wat weten we al?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 7.3
  • Je kunt beschrijven dat bij Fotosynthese energie nodig is en dat bij verbranding energie vrijkomt.
  • Je kunt aangeven welke stoffen een plant kan maken van de grondstof glucose.
  • Je kunt aangeven wat de functies zijn van Suikers, eiwitten en vetten.

Slide 3 - Slide

Begrippen 7.3
  • Bouwstof
  • Brandstof
  • Cellulose
  • Eiwitten
  • Koolhydraten
  • Reservestof
  • Vetten
  • zetmeel

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 7.4
  • Je kunt voorbeelden geven van ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting bij planten.
  • Je kunt de delen van een bloem benoemen.
  • Je kunt de functies van de delen van een bloem beschrijven.

Slide 5 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
  • Bij ongeslachtelijke voortplanting is er maar één ouderplant.
  • Er zijn ook geen geslachtcellen nodig.
  • Nakomelingen hebben dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouderplant.
  • Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een dele van een plant uit tot een nieuwe plant

Slide 6 - Slide

Soorten ongeslachtelijke voortplanting
  • Deling
  • Stekken
  • Knollen
  • Bollen
  • Uitlopers
  • Wortelstokken

Slide 7 - Slide

Deling
Eencellige planten zoals boom algen, planten zich voort door deling

Slide 8 - Slide

Stekken
Bij Stekken snijd je een deel van een plant af.
Dit deel laat je uitgroeien tot een nieuwe plant.
Het afgesneden stuk noem je een stek.

Slide 9 - Slide

Knollen
Een aardappel is een Knol, knollen zijn verdikte stengels.
Uit een aardappel ontstaat een aardappelplant die ook weer knollen vormt.

Slide 10 - Slide

Bollen
  • Een Bol bestaat uit een bolschijf met rokken.
  • Rokken zijn verdikte bladeren met veel reservestoffen.
  • Tussen de rokken zitten knoppen, uit de eindknop ontstaat een plant. 
  • Hiervoor zijn de reservestoffen uit de rokken nodig.
  • De andere knoppen ontwikkelen zich tot nieuwe bollen.
  • Deze worden weer geplant en groeit een nieuwe plant uit.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Uitlopers
Uitlopers zijn stengels waaruit jonge planten ontstaan.
De uitlopers groeien bovengronds.
Als de uitlopers worden doorgestoken, groeien de jonge planten zelfstandig verder.

Slide 13 - Slide

Wortelstokken
Wortelstokken zijn stengels die ondergronds groeien.
Deze wortelstokken kunnen breken.
De jonge planten kunnen dan zelf verder groeien.

Slide 14 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
Bij planten vindt ook geslachtelijke voortplanting plaats.
  • Er zijn dan twee soorten geslachtscellen nodig.
  • Bloemen zijn de voorplantingsorganen.
  • De mannelijke geslachtscellen heten stuifmeelkorrels.
  • De vrouwelijke geslachtscellen het eicellen.
  • Komt een stuifmeelkorrel bij een eicel, dan kan de eicel worden bevrucht en groeit deze uit tot een zaadje.

Slide 15 - Slide

Erfelijke eigenschappen
  • In de celkern is informatie voor erfelijke eigenschappen opgeslagen, bijvoorbeeld de bloemkleur.
  • Bij bevruchting komen de erfelijke eigenschappen bij elkaar.
  • Hierdoor kunnen er nieuwe erfelijke eigenschappen ontstaan.
  • De nakomelingen kunnen er dan anders uitzien dan de ouderplanten.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Nieuwe planten kweken
Kwekers willen soms nieuwe of verbeterde planten:
  • ze gaan de planten eerst geslachtelijk voortplanten.
  • Lukt dat?
  • Dan ongeslachtelijk verder kweken.
  • Nakomelingen hebben dan allemaal dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Bouw en functie van bloemen
  • Bloemen kunnen er heel verschillend uitzien
  • Toch zijn alle bloemen ongeveer gelijk gebouwd.
  • Ze hebben dezelfde functie: voortplanting

Slide 20 - Slide

Kroonbladeren
  • De Bloemkroon bestaan uit kroonbladeren.
  • Kroonbladeren kunnen heel groot en opvallen zijn.
  • De kroonbladeren lokken insecten, deze zijn nodig voor bestuiving. 
  • Er zijn ook planten met kleine, groene kroonbladeren, bij deze planten valt het nauwelijks op dat ze bloemen hebben.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Kelkbladeren
  • De bloemkelk bestaat uit kelkbladeren.
  • De kelkbladeren zijn meestal groen.
  • Als de bloem nog in de knop zit, beschermt de                bloemkelk de bloem tegen uitdroging en kou.

Slide 23 - Slide

Meeldraden
  • Meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen van planten.
  • In het bovenste deel van de meeldraad groeien de stuifmeelkorrels.
  • Stuifmeelkorrels zijn de mannelijke geslachtscellen van een plant.
  • Als stuifmeelkorrels rijp zijn, komen ze uit de meeldraad.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Stampers
  • Stampers zijn de vrouwelijke voortplantingsorganen van planten.
  • Bloemen kunnen één of meer stampers hebben.
  • Het onderste deel van de stamper is het vruchtbeginsel.
  • Een vruchtbeginsel kan uitgroeien tot een vrucht
  • Een eicel is een vrouwelijke geslachtscel
  • Een bevruchte eicel kan uitgroeien tot een zaad.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Begrippen 7.4
  • Bloemkelk
  • Bloemkroon
  • Bol
  • Kelkblad
  • Knol
  • Kroonblad
  • Meeldraad

  • Stamper
  • Stekken
  • Stuifmeelkorrel
  • Uitloper
  • Vruchtbeginsel
  • Wortelstok

Slide 28 - Slide

Ik kan nu
  • Je kunt voorbeelden geven van ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting bij planten.
  • Je kunt de delen van een bloem benoemen.
  • Je kunt de functies van de delen van een bloem beschrijven.

Slide 29 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 7.4: 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 7.4
Veel goed? -> Maken 9+ online extra 

 

timer
25:00

Slide 30 - Slide