19092023 les m3.du2 - Wiederholung Kapitel 1

Willkommen m3.du2!!
Mittwoch der 20. September, 1. Stunde, Deutsch
1 / 48
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen m3.du2!!
Mittwoch der 20. September, 1. Stunde, Deutsch

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
Wiederholung Kapitel 1:
  1. Grammatik 
  2. Wortschatzaufgaben
  3. Hörtext

Slide 2 - Slide

Grammatik: haben, sein & Perfekt
2 combineeropdrachten:
Koppel de vormen van haben en sein aan de persoonlijke voornaamwoorden. Dit doe je door op de laptop te slepen.

Das hatten und waren-quiz:
Kies de passende vorm van haben en sein. Let op het persoonlijk voornaamwoord.

Slide 3 - Slide

Finde die richtigen Paare - Haben Präteritum (v.t.)
hatte
hattest
hatte
hatten
hatten
hattet
gehabt
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
voltooid deelwoord:
Ich habe ....

Slide 4 - Drag question

Finde die richtigen Paare - SEIN Präteritum (v.t.)
war
warst
war
waren
waren
wart
gewesen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
perfekt/ voltooid deelwoord:
Ich bin .....

Slide 5 - Drag question

Das hatten und waren-quiz
Wähle stets die richtige Antwort 

Slide 6 - Slide

(sein, v.t.) Ich _____ krank.
A
wart
B
war
C
ware
D
warst

Slide 7 - Quiz

(sein, v.t.) Ihr _______ gestern zuhause, oder?
A
waren
B
war
C
wart
D
ware

Slide 8 - Quiz

(haben, v.t.) Ich _______ keinen Hunger.
A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten

Slide 9 - Quiz

(sein, v.t.) ______ du bei deiner Freundin?
A
war
B
warst
C
wart
D
waren

Slide 10 - Quiz

(haben, v.t.) _____ Sie gestern einen Termin (afspraak)?
A
Hatten
B
Hatte
C
Hattest
D
Hattet

Slide 11 - Quiz

(haben, v.t.) Meine Schwester ____ heute Schule.
A
hatte
B
hat
C
hattet
D
hast

Slide 12 - Quiz

(sein, v.t.) _____ du zur Schule?
A
war
B
warst
C
waren
D
wart

Slide 13 - Quiz

(haben, v.t.) ______ du dein Handy dabei?
A
hatte
B
hattest
C
hatten
D
hattet

Slide 14 - Quiz

Perfekt: voltooid deelwoorden
werkwoord op -ieren
werkwoorden met be- of ver-
sterke werkwoorden
regelmatige werkwoorden
stam + -t
eigen voltooid deelwoord = vb. schwimmen - geschwommen
stam + -t
ge- + stam + -t

Slide 15 - Drag question

Invullen: Perfekt
Lees de zin en typ het juiste antwoord in. Denk aan de regels uit de sleepopdracht.

Slide 16 - Slide

Perfekt: Ich habe das Essen ______ (bezahlen).

Slide 17 - Open question

Perfekt: Hast du deine Oma _______ (besuchen).

Slide 18 - Open question

Perfekt: Die Güter (goederen) werden ________ (transportieren).

Slide 19 - Open question

Perfekt: Wir haben im Schwimmbad ________ (schwimmen).

Slide 20 - Open question

Perfekt: Die Schule hat die Computer _________ (finanzieren).

Slide 21 - Open question

Wortschatz
Wörter Lernübersicht Kapitel 1
NL > DU & DU > NL

Slide 22 - Slide

NL > DU: _________ (in de Winter) fahren viele Niederländer nach Österreich.
A
im Frühling
B
im Winter
C
im Januar
D
es schneit

Slide 23 - Quiz

NL > DU: Texel ist eine niederländische ________ (eiland).
A
Dorf
B
Land
C
Umgebung
D
Insel

Slide 24 - Quiz

NL > DU: Im Sommer ________ (barbecueën) wir oft.
A
grillen
B
zelten
C
wandern
D
hektisch

Slide 25 - Quiz

NL > DU: Der Rhein ist ein sehr langer ______ (rivier).
A
Sonne
B
Ort
C
See
D
Fluss

Slide 26 - Quiz

NL > DU: Wir fahren mit Freuden ans ______ (zee).

Slide 27 - Open question

NL > DU: _______ (in april) feiern wir Königstag.

Slide 28 - Open question

NL > DU: Es ist _____ (rustig) in der Schule.

Slide 29 - Open question

DU > NL: Wir (bevorzugen) den Abend zum Grillen.
A
geven voorkeur aan
B
uitgepust
C
bevestigen
D
de poging

Slide 30 - Quiz

DU > NL: Die Polizie kam (rasch), als wir sie angeruft hatten.
A
oorlog
B
krap
C
snel
D
weliswaar

Slide 31 - Quiz

DU > NL: Der Brandenburger Tor ist ein (Denkmal).
A
traptrede
B
uitzicht
C
klimaatverandering
D
monument

Slide 32 - Quiz

Willkommen m3.du2!!
Mittwoch der 20. September, 7. Stunde, Deutsch

Slide 33 - Slide

Was machen wir diese Stunde?
1. Lesestrategien
2. Höraufgabe (video)
3. Selbstständig lernen

Slide 34 - Slide

Leesstrategieën
Hoe pak je het lezen van een Duitse tekst aan?

Slide 35 - Slide

Wat doe je al bij het lezen van een tekst?

Slide 36 - Mind map

1
2
3
4
Je kijkt globaal naar de tekst. Je kijkt naar titel, tussenkopjes en plaatjes.
Je leest de vragen door die bij de tekst horen. Markeer kernwoorden uit de vraag.
Je leest de tekst nu helemaal en zoekt gericht naar de kernwoorden.
Je beantwoordt de vragen bij de tekst.

Slide 37 - Drag question

Videofragment
Luister naar de video en beantwoord de vragen. Tijdens het luisteren stopt de video en komt gelijk de vraag in beeld.

Slide 38 - Slide

6

Slide 39 - Video

00:28
Wat is er in de buurt van de flat?
A
het stadscentrum
B
een nieuw metrostation
C
een speeltuin
D
de familie

Slide 40 - Quiz

01:08
Waar ligt de slaapkamer van de ouders?
A
naast de woonkamer
B
onder de woonkamer
C
tegenover de woonkamer
D
boven de woonkamer

Slide 41 - Quiz

01:54
Wat is een Gefrierfach?

Slide 42 - Open question

02:37
Wat is het hoofdnadeel van wonen in de stad volgens de verteller?
A
een supermarkt op 5 min. afstand hebben
B
parkeerplek vinden
C
de kerk in de buurt hebben
D
weinig in de natuur zijn

Slide 43 - Quiz

03:08
Wat doet de familie ieder weekend?
A
Ze gaan naar het platteland
B
Ze blijven in de stad
C
Ze ontmoeten vrienden
D
Ze gaan de natuur in

Slide 44 - Quiz

03:56
Noem een groente- of fruitsoort die in de moestuin van de familie wordt verbouwd.

Slide 45 - Open question

De rest van dit uur:
1. Leren voor jezelf uit de woordenlijst van hoofdstuk 1. Tip: schrijf de woorden ook eens op (flashcards maken)
2. Woordjes leren en elkaar overhoren.
timer
10:00

Slide 46 - Slide

Maandag meenemen:
Laptop --> oefentoets is online

Slide 47 - Slide

Spiel: Galgenmännchen

Slide 48 - Slide