L'adverbe

L'adverbe - Het bijwoord
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

L'adverbe - Het bijwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Bijwoord van seul
A
Seulment
B
Seulent
C
Seulement
D
Seule

Slide 3 - Quiz

Bijwoord

Clair -->
A
Clairment
B
Clairement

Slide 4 - Quiz

Bijwoord van:
meillleur
A
meilleurement
B
bon
C
meilleures
D
mieux

Slide 5 - Quiz

onjuist als bijwoord is:
A
premièrement
B
gentiment
C
mieux
D
mauvais

Slide 6 - Quiz

welke is juist als bijwoord?
A
actif
B
actifment
C
activement
D
active

Slide 7 - Quiz

Bijwoord van "goed"
A
Bon
B
Bonne
C
Bonnement
D
Bien

Slide 8 - Quiz

Dat is geen bijwoord:
A
triste
B
rarement
C
souvent
D
parfois

Slide 9 - Quiz

Exact wordt als bijwoord?

A
exactement
B
exactment

Slide 10 - Quiz

Bijwoord

Étrange -->
A
Étrangement
B
Étrangemment

Slide 11 - Quiz

Bijwoord van echt

Probable --> ?
A
Probablement
B
Probableément

Slide 12 - Quiz

Wat is het bijwoord van bon?
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 13 - Quiz

Wat is het bijwoord van "direct"
A
directement
B
directment

Slide 14 - Quiz

Bijwoord van:
mauvais
A
mauvaisement
B
mauvaisment
C
maul
D
mal

Slide 15 - Quiz

actif : bijwoord:
A
active
B
acivement
C
activement
D
actif

Slide 16 - Quiz

Wat is het bijwoord van:
amoureux
A
amoureusement
B
amoureuxement
C
amoureusement
D
amoureuxement

Slide 17 - Quiz

Maak van 'sportif' een bijwoord
A
sportifement
B
sportivement

Slide 18 - Quiz

een bijwoord zegt iets over
A
een bijv. naamwoord
B
een werkwoord
C
een z.n.w.
D
een lidwoord

Slide 19 - Quiz

bijwoord van premier is?
A
premierment
B
premièrement

Slide 20 - Quiz

Bijwoord van heureux
A
Heureuxment
B
Heureusement
C
Heurment
D
Heureuxes

Slide 21 - Quiz

Wat is het bijwoord van snel?
A
rapide
B
rapidement
C
vite
D
vitesse

Slide 22 - Quiz

L'adverbe/Het bijwoord.
Waar of niet waar?
Een bijwoord zegt iets over een
ander werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, bijwoord of hele zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Bijwoord van:
bon
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 24 - Quiz

c'est fini

Slide 25 - Slide

Bonjour!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide