3T 2-11

3T nask 2
Dinsdag 2-11
1 / 16
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3T nask 2
Dinsdag 2-11

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Concentratie en oplosbaarheid
- Rekenen oefenen

Slide 2 - Slide

Stoffen oplossen
Er zijn twee belangrijke begrippen die te maken hebben met de hoeveelheid stof die is opgelost of kan worden opgelost. Voor beide is de eenheid gram per liter (g/L).

Concentratie: Dat is het aantal grammen stof dat in één liter oplosmiddel is opgelost.
Oplosbaarheid: Dat is het aantal grammen stof dat je in één liter oplosmiddel kunt oplossen.

Slide 3 - Slide

Concentratie - rekenvoorbeeld
Een apotheker lost 2 mg van een medicijn op in 100 mL water.
Gevraagd:
Wat is dan de concentratie van dat medicijn?

Gegeven:

Slide 4 - Slide

Concentratie - rekenvoorbeeld
Een apotheker lost 2 mg van een medicijn op in 100 mL water.
Gevraagd:
Wat is dan de concentratie van dat medicijn?

Gegeven:
m = 2 mg = 0,002 g
V = 100 mL = 0,1 L

Slide 5 - Slide

Concentratie - rekenvoorbeeld
Gegeven:
m = 2 mg = 0,002 g
V = 100 mL = 0,1 L

Uitwerking: verhoudingstabel

Antwoord: 0,02 gram in een liter, dus de concentratie is  0,02 g/L

Slide 6 - Slide

Jordi lost 240 mg zout op in 10 ml water. Wat is de concentratie in g/L?

Slide 7 - Open question

Stoffen oplossen
Er zijn twee belangrijke begrippen die te maken hebben met de hoeveelheid stof die is opgelost of kan worden opgelost. Voor beide is de eenheid gram per liter (g/L).

Concentratie: Dat is het aantal grammen stof dat in één liter oplosmiddel is opgelost.
Oplosbaarheid: Dat is het aantal grammen stof dat je in één liter oplosmiddel kunt oplossen.

Slide 8 - Slide

Oplosbaarheid - rekenvoorbeeld
Bij kamertemperatuur is de oplosbaarheid van suiker in water 2 kg/L.

Je doet vijf suikerklontjes in een glas met 200 mL water. Eén suikerklontje heeft een massa van 5,0 gram.
Gevraagd:
1. Bereken de concentratie van de suikeroplossing als alle suiker zou oplossen.
2. Laat met een berekening zien of alle suiker kan oplossen.

Slide 9 - Slide

Oplosbaarheid - rekenvoorbeeld

Je doet vijf suikerklontjes in een glas met 200 mL water. Eén suikerklontje heeft een massa van 5,0 gram.
Gevraagd:
1. Bereken de concentratie van de suikeroplossing als alle suiker zou oplossen.
Gegeven:
200 mL = 0,2 L
5 klontjes = 5 × 5,0 gram = 25 g

Slide 10 - Slide

Oplosbaarheid - rekenvoorbeeld

Gegeven:
200 mL = 0,2 L
5 klontjes = 5 × 5,0 gram = 25 g

Uitwerking: verhoudingstabel

Antwoord: De suikerconcentratie is 125 gram in 1 liter dus 125 g/L.

Slide 11 - Slide

Oplosbaarheid - rekenvoorbeeld
Bij kamertemperatuur is de oplosbaarheid van suiker in water 2 kg/L.

Je doet vijf suikerklontjes in een glas met 200 mL water. Eén suikerklontje heeft een massa van 5,0 gram.
Gevraagd:
1. Bereken de concentratie van de suikeroplossing als alle suiker zou oplossen. (125 g/L)
2. Laat met een berekening zien of alle suiker kan oplossen.

Slide 12 - Slide

Oplosbaarheid - rekenvoorbeeld
Bij kamertemperatuur is de oplosbaarheid van suiker in water 2 kg/L.
Je doet vijf suikerklontjes in een glas met 200 mL water. Eén suikerklontje heeft een massa van 5,0 gram.
Gevraagd:
2. Laat met een berekening zien of alle suiker kan oplossen.

Gegeven:
De oplosbaarheid van suiker is 2,0 kg/L = 2 000 g/L.
De concentratie = 125 g/L.

Slide 13 - Slide

Oplosbaarheid - rekenvoorbeeld
Gegeven:
De oplosbaarheid van suiker is 2,0 kg/L = 2 000 g/L.
De concentratie = 125 g/L.
Massa suikerklontje = 5,0g

Antwoord:
De concentratie is minder dan de oplosbaarheid.
(Je kunt 8 maal zo veel suiker oplossen, dus 40 klontjes in een glas.)
Alle suiker zal dus oplossen.

Slide 14 - Slide

Concentratie
Oplosbaarheid
 Dat is het aantal grammen stof dat in één liter oplosmiddel is opgelost.
Dat is het aantal grammen stof dat je in één liter oplosmiddel kunt oplossen.

Slide 15 - Drag question

Maken
Oefenblad rekenen met concentraties en oplosbaarheid

Slide 16 - Slide