Link 12.4

Lesplan
1. Wat heb je in de herfstvakantie gedaan?
2. Woorden thema 12.
3. Link 12.4.   
4. Grammatica: het leuke boek - een leuk boek. 
 

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 31 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 165 min

Items in this lesson

Lesplan
1. Wat heb je in de herfstvakantie gedaan?
2. Woorden thema 12.
3. Link 12.4.   
4. Grammatica: het leuke boek - een leuk boek. 
 

Slide 1 - Slide

Na deze les...
1) ... kun je opgeven voor activiteiten op school.
2) .. kun je een juiste e- achter adjectieven gebruiken. Voorbeeld: het leuke meisje- een leuk meisje. 

Slide 2 - Slide

Mijn herfstvakantie 
1. Wat ga jij in de herfstvakantie doen? Maak een foto. 
2. Wat heb je in de herfstvakantie gedaan? Stuur  6 november de foto in de whatsappgroep. Schrijf minimaal 5 zinnen. Gebruik de voltooide tijd. 
_____________________________________________
_____________________________________________
_____________________________________________
_____________________________________________
_____________________________________________

Slide 3 - Slide

Mijn herfstvakantie
1. Ik heb in de herfstvakantie geklust
2. Ik heb in de herfstvakantie in het bos gewandeld.
3. Ik ben naar het pannenkoeken café gegaan
4.  We zijn naar het strand geweest
5. We hebben pepernoten gebakken

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

We gaan in het boek werken: 

12.4

Slide 6 - Slide

Wat kan ik doen? 
1. Je kan een groepje kinderen begeleiden tijdens het eten/een sportdag/een schoolreisje. 
2. Je kan een cake/koekjes bakken.
3. Je kan een gerecht uit je herkomstland maken.
4. Je kan de tafels na het schoolfeest afruimen. 
5. Je kan afval na het schoolfeest weggooien. 

Slide 7 - Slide

Slotopdracht thema 12
Schrijf de vragen (over de basisschool). Maak de zinnen af.
Maak acht vragen voor een andere cursist.
Let op de volgorde van de woorden.
Praat daarna met de andere cursist. Stel de vragen.
1 Hoe ________________________________________________________________ ?
2 Waar _______________________________________________________________?
3 Wie _________________________________________________________________?
4 Wat _________________________________________________________________?
5 Hoeveel _____________________________________________________________?
6 Wanneer _____________________________________________________________?
7 Waarom ______________________________________________________________?
8 Welke _________________________________________________________________?

Slide 8 - Slide

Praktijkopdracht "Basisschool"
Zoek op internet. Beantwoord de vragen. Kijk op de website van een basisschool in de buurt.
1) Hoe kun je een kind inschrijven?
2) Wat zijn de lestijden?
3) Wanneer is de volgende vakantie?
4) Hoeveel kost overblijven (tussenschoolse opvang)?
5) Welke andere informatie kun je op de website vinden?

Slide 9 - Slide

Een leuk boek / het leuke boek
de - woord 
het - woord
Specifiek: 
- de/het;
- mijn/jouw/haar...;
- deze/die/dit/dat.
- e
de oude bus
mijn kapotte printer
-e 
het kleine kind
dit grote huis
Niet-specifiek: 
- een/geen;
- zonder lidwoord. 
- e
een oude bus
actieve kinderen 
---
een oud huis
een actief kind 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Huiswerk: 
Huiswerk voor morgen: 
- online 13.1 (opdrachten 1-6);

Huiswerk voor woensdag 13 november: 
- thema 12 online en in het boek afmaken;
- laptops mee naar school - toets thema 12 in de les maken; 
- KNM trainer - Wonen - 1.1 en 1.2. 





Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Rendictee
1) Ren naar de docent.
2) Kijk naar een plaatje.
3) Ren terug naar je groepje.
4) Zeg wat je ziet. 
5) Cursist B schrijft de woorden op. 
Voorbeeld: de rode jurk. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Luisteren
1) Luister naar de tekst en onderstreep de woorden die anders zijn. 
2) Schrijf de juiste woorden op. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Wat heb je vandaag geleerd? 

Slide 21 - Slide

Goed gedaan!

Slide 22 - Slide

Wat heb je in het weekend gedaan? 
Ik heb mijn familie bezocht
Ik heb tv gekeken
Ik heb een boek gelezen
Ik heb gesport
Ik ben naar Amsterdam gegaan
Ik ben thuisgebleven

Slide 23 - Slide

Ik reis het liefst met de fiets. 

Ik reis liever met de auto dan met de brommer.
 
Ik reis het minst graag met de boot.

Slide 24 - Slide

Ik reis het liefst met ....
Ik reis liever met .... dan met ....
Ik reis het minst graag met ....

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link





1. We maken een praatje in de lift.
2. In deze buurt staan flats.
3. Het is een rustige buurt.
4. Er is een park is de buurt.
5. Daar is een moskee, een kerk en een apotheek.
 

Maak deze zinnen negatief. Gebruik "geen". 

1. We maken een praatje in de lift.
2. In deze buurt staan flats.
3. Het is een rustige buurt.
4. Er is een park is de buurt.
5. Daar is een moskee, een kerk en een apotheek.
 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Hoe was de les van vandaag?
A
makkelijk
B
moeilijk
C
leuk
D
saai

Slide 29 - Quiz

Klasafspraken:
1) Je bent elke les op school. Maak een afspraak buiten lestijd.
2) In de les komen we op tijd.
3) In de les zetten we onze telefoons op stil.
4) Ben je te laat of kun je niet naar de les komen? - Stuur dan een bericht aan de docent.
5) Informatie over huiswerk en lessen/vakantie vind je in de chatgroep. Check regelmatig de Whatsappgroep.
6) Wil je roken? Alleen op het parkeerterrein, helemaal achterin. 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide