H3 Kopen en werken les 3

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je....
- berekeningen maken met samengestelde interest;
- toelichten wat het verschil is tussen absolute en relatieve       getallen;
- toelichten wat het verschil is tussen procenten en   procentpunten;

Slide 2 - Slide

Verschil procent en procentpunten
Krant: Het lage btw-tarief is verhoogd van 6% naar 9%.

Slide 3 - Slide

Verschil procent en procentpunten
Ons hoogste BTW-tarief is per 1 oktober 2012 gestegen van 19% naar 21%.

Dat is (21-19)/19x 100= 10,5% gestegen (relatieve stijging)

maar 21% - 19% = 2 procentpunt toegenomen (absolute stijging)


Slide 4 - Slide

Ons lage BTW-tarief is van 6% naar 9% gestegen. Wat is de absolute toename?
A
9-6= 3 procent
B
(9-6)/6 x 100= 50%
C
9-6 = 3 procentpunt
D
9/6 x 100= 150%

Slide 5 - Quiz

Pien spaart € 250 tegen 1,5% per kwartaal, 3 jaar lang. Hoeveel rente verdient zij in die 3 jaar?
A
261,42
B
48,90
C
298,90
D
297,75

Slide 6 - Quiz

Pien spaart € 250 tegen 1,5% per kwartaal, 3 jaar lang. Hoeveel rente verdient zij in die 3 jaar?
250 x 1,015 tot de macht 12 (4 kwartalen x 3 jaar)
=298,90 (eindsaldo) - 250 (beginsaldo)=
48,90 rente over die 3 jaar

kortom
(250 x 1,01512)-250= €48,90 rente

Slide 7 - Slide

Er staat €2000 op 1/1/20 op een spaarrekening. Eind april komt er €250 bij. Rente is 2,5%. Hoeveel staat er als eindsaldo op 31/12/20 op de rekening?
A
2304,17
B
54,17
C
2357,50
D
236,25

Slide 8 - Quiz

Er staat € 2000 op 1/1/20 op een spaarrekening. Eind april komt er € 250 bij. Rente is 2,5%. Hoeveel staat er als eindsaldo op 31/12/20 op de rekening?

2000 x 0,025 x 4/12= €16,67
2250 x 0,025 x 8/12= €37,50

rente jaar 2020= €54,17
+ 2250= € 2304,17 eindsaldo

Slide 9 - Slide

Jantje verdient € 6600 per maand, dat was
vorig jaar € 6280.
Welke formule gebruik je om de procentuele verandering van zijn inkomen te berekenen?
A
deel/geheel x 100%
B
terugrekenen naar 1 procent
C
nieuw-oud/ oud x 100%
D
(nieuw-oud)/ oud x 100%

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je:

- Verschillende leningen benoemen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

geld lenen (kost geld...)
= vervroegen van consumptie, met als nadeel de betaling van rente               de consumptie wordt dus duurder!

bij elke lening moet je;
- rente betalen
                      - aflossen (terugbetalen)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

verschillende soorten leningen
- hypotheek vastgoedlening met onderpand
- persoonlijke lening hoge lening voor dure aankoop
- doorlopend krediet een bepaald afgesproken maximum 
   bedrag lenen
- rood staan negatief saldo op je betaalrekening
- kopen op afbetaling bij een (web)winkel lenen

Slide 15 - Slide

Hypotheeklening
- hoog leenbedrag, alleen te gebruiken om een huis (vastgoed) 
  mee te kopen
- relatief lage rente want:
- onderpand! (gedwongen verkoop)
- bank heeft dus grote mate van zekerheid dat het de lening 
   terugkrijgt; hoe lager het risico hoe lager de rente
- hypotheekrente aftrekbaar (denk aan belastingschijven)

Slide 16 - Slide

Persoonlijke lening
- lening voor grotere aankopen (nieuwe auto, badkamer, enz) 
- terugbetaling (meestal) door maandelijks vast bedrag van 
   rente en aflossing
- vooraf afgesproken hoe snel je terugbetaalt, over hoeveel 
   termijnen/ periodes
- hoe langer de looptijd, hoe duurder de lening
- BKR doet kredietwaardigheidstest 

Slide 17 - Slide

Doorlopend krediet
- tot een bepaald afgesproken maximum bedrag lenen
- naar eigen behoefte gebruik je dit krediet
- zit meestal geen eindtijd aan 
- relatief laag leenbedrag, hoge rente
- aflossen vaak niet verplicht (rentebetaling natuurlijk wel)

Slide 18 - Slide

Rood staan
- negatief saldo op de betaalrekening
- tijdelijk geld lenen van de bank
- duurt meestal kort
- relatief laag leenbedrag, hoge rente

Slide 19 - Slide

Kopen op afbetaling
- aanschaf in winkel/ webshop op krediet
- dure vorm van lenen, hoge rente
- je hoeft niet langs de bank; de (web)winkel sluit het af
- winkelier blij; rente-inkomsten en hogere omzet
- klant blij; zonder te sparen (en dus wachten..) gelijk gewenste 
  product mee naar huis
- in termijnen terugbetalen; 1 bedrag van rente + aflossing

Slide 20 - Slide

Leerdoelen
Als het  goed is, kun je nu:

- verschillende leningen benoemen.

Slide 21 - Slide