Sinterklaas rijmen NT2

Schrijfles en sinterklaasgedichten 

In deze les leer je: 
een kort bericht te schrijven 
te rijmen voor een sinterklaasgedicht 

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsWOLeerroute 2Studiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Schrijfles en sinterklaasgedichten 

In deze les leer je: 
een kort bericht te schrijven 
te rijmen voor een sinterklaasgedicht 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Wat rijmt op lief

Slide 4 - Mind map

Wat rijmt op jaar

Slide 5 - Mind map

Lieve Hakan,

Jij bent alweer 13 jaar,
En wat heb je mooi lang haar
Je kan heel goed tekenen, 

maar oh oh, je houdt niet zo van rekenen.
In de klas ben je heel lief, 
Ook ben je een echte hartendief

Groeten Sint en Piet 

Slide 6 - Slide

Wat rijmt?
Je kan heel goed tekenen, maar je houdt niet van ....
A
rekenen
B
nederlands
C
school
D
gym

Slide 7 - Quiz

Wat rijmt?
Je houdt veel van sport,
ik denk dat jij een goede voetballer

A
bent
B
wordt
C
ziet
D
hoort

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Sinterklaas traditie volwassenen

Slide 12 - Slide

Sinterklaasgedicht en Surprise
Een Sinterklaasgedicht is:
Persoonlijk
Grappig
En het gedicht moet rijmen.
Kijk naar het volgende filmpje (2.10 min)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Samen Sinterklaas vieren
Wanneer:                dinsdag 6 december 2022
Waar:                         hier op school
Vandaag doen:     lootjes trekken
Iedereen doen      een klein cadeautje maken of kopen 
                                     (3-5 euro max) vóór 6 december
Docent:                    de docent brengt een spel mee voor alle
                                    cadeautjes
 

Slide 15 - Slide

Volgende week
(29 november en 1 december)
gaan we oefenen met

gedichten maken en rijmen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

In een hoofdzin staat:
- de wie/wat op de 1e plaats
- het werkwoord op de 2e plaats                 in de zin
- de rest op de 3e plaats 
een 2e werkwoord staat altijd achteraan in de zin!

Ik                          moet      vandaag naar school
De jongens       gaan        zaterdag           voetballen
De koelkast       staat        in de keuken
Wij                       hebben  gisteren             gefietst

Slide 18 - Slide