adjectifs qualificatifs - bijvoeglijk naamwoord

de bijvoeglijke naamwoorden
(les adjectifs qualificatifs)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

de bijvoeglijke naamwoorden
(les adjectifs qualificatifs)

Slide 1 - Slide

kijk naar één van de volgende filmpjes

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

plaats in de zin:

de bijvoeglijke naamwoorden staan achter
het zelfstandig naamwoord....
behalve:

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

doe nu voor je verder gaat de volgende quizz

Slide 12 - Slide

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte les chaussures vertes.

Slide 13 - Quiz

wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Monique est très heureux
B
Monique est très heureus
C
Monique est très heureuse
D
Monique est très heureuxs

Slide 14 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Il a les cheveux ..........
A
grises
B
griss
C
grise
D
gris

Slide 15 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Marianne et Chantal sont deux filles.......
A
sportif
B
sportifs
C
sportives
D
sportife

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un jeans noire.
B
Il porte un jeans noir.
C
Il porte un jeans noirs.
D
Il porte un jeans noires.

Slide 17 - Quiz

vous avez encore des questions?

Slide 18 - Slide