Oefenvragen hoofdstuk 4

In welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen ontmoet de eicel de zaadcellen?
A
Eierstok
B
Trechter
C
Eileider
D
Baarmoeder
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

In welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen ontmoet de eicel de zaadcellen?
A
Eierstok
B
Trechter
C
Eileider
D
Baarmoeder

Slide 1 - Quiz

Wanneer vindt de innesteling plaats?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de bevruchting
C
Na de bevruchting

Slide 2 - Quiz

Hoe noemen we een baby na de innesteling
A
embryo
B
foetus
C
zygote
D
eicel

Slide 3 - Quiz

Zijn bij een embryo de vruchtvliezen gevormd door de moeder of door het embryo? En de navelstreng?
A
Allebei door de moeder
B
Vruchtvliezen door moeder, navelstreng door embryo
C
Vruchtvliezen door embryo, navelsteng door moeder
D
Allebei door embryo

Slide 4 - Quiz

Primaire kenmerken ontstaan in de puberteit.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Ontstaan secundaire geslachtskenmerken in de puberteit?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Waardoor vindt transport van een eicel in een eileider plaats?

A
de eicel heeft een zweepstaart waarmee het kan "zwemmen"
B
de baarmoeder 'zuigt' de eicel naar zich toe door een soort vacuüm
C
door spierbewegingen van de eileider en trilhaarbewegingen op de binnenwand van de eileider
D
de eicel verplaatst zich met de bloedstroom

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er met een eicel die niet wordt bevrucht?
A
De eicel wordt afgebroken en de resten worden opgenomen door de eileider
B
De eicel verlaat samen met de menstruatie, via de vagina, het lichaam
C
De eicel wordt 'vernietigd' in de baarmoeder
D
De eicel gaat weer terug naar de eierstok

Slide 8 - Quiz

Tijdens het transport door de eileider wordt het klompje cellen niet groter door klievingsdelingen. Leg uit dat het klompje cellen pas kan groeien nadat het zich heeft ingenesteld in het baarmoederslijmvlies.

Slide 9 - Open question

Zijn bij een embryo van de mens de vruchtvliezen gevormd door de moeder of door het embryo?
En de navelstreng?
A
Zowel vruchtvliezen als navelstreng door de moeder.
B
De vruchtvliezen door de moeder en de navelstreng door het embryo.
C
De vruchtvliezen door het embryo en de navelstreng door de moeder.
D
Zowel vruchtvliezen als navelstreng door het embryo.

Slide 10 - Quiz

Twee uitspraken:
Mieke zegt: De navelstrengslagader vervoert bloed van het
kind af naar de moeder
Dave zegt: De navelstreng bevat 2 slagaders en 1 ader
Wie heeft gelijk?
A
beide hebben gelijk
B
Mieke heeft gelijk
C
Dave heeft gelijk
D
beide hebben ongelijk

Slide 11 - Quiz

1 - Schaamlippen zijn secundaire geslachtskenmerken
2 - Vrouwen hebben een grotere kans op blaasontsteking door de kortere urinebuis

Welke bewering is juist?
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 = juist 2 = onjuist
C
1 = onjuist 2 = juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat gebeurt er bij de menstruatie?
A
Alleen de onbevruchte eicel wordt verwijderd.
B
Het baarmoederslijmvlies wordt in gereedheid gemaakt voor een mogelijke innesteling.
C
De onbevruchte eicel en een deel van het baarmoederslijmvlies worden verwijderd.
D
Alleen een deel van het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten.

Slide 13 - Quiz

In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw vindt de bevruchting van een eicel plaats?
A
Vagina
B
Baarmoeder
C
Eierstok
D
Eileider

Slide 14 - Quiz

De spermacellen die de testisbuisjes verlaten, worden elders opgeslagen.
Waar worden de spermacellen vooral opgeslagen?
A
bijbal
B
prostaat
C
zaadblaasje
D
zaadleider

Slide 15 - Quiz

In de teelballen vindt zowel
meiose als mitose plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Eicellen en zaadcellen bevinden zich tijdens de bevruchting in metafase II
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Bij de vorming van zaadcellen onstaat uit 1 voorlopercel 4 zaadcellen. Bij de vorming van eicellen ontstaat uit 1 voorlopercel 1 eicel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Ongeveer ten tijde van de geboorte hebben de primaire oöcyten van een meisje de profase van de eerste meiotische deling doorlopen. In plaats van verder te gaan met de metafase komen zij nu echter in een rusttoestand tussen de profase en de metafase.
In welke periode is in het algemeen bij een vrouw regelmatig een poollichaampje aanwezig? BINAS 86D
A
de periode vóór de geboorte
B
de periode vanaf de geboorte tot de puberteit
C
de periode vanaf het einde van de puberteit tot de middelbare leeftijd
D
de periode vanaf de middelbare leeftijd tot de dood

Slide 19 - Quiz