Wat is economie?

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Leerdoelen:

1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
2. Je weet dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
3. Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
4. Je kunt een geldbedrag op de juiste manier noteren.
5. Je kunt een gemiddelde berekenen.

Wat wil ik?

Nu?

Straks?

Vanavond?

Morgen?

Over een maand?

Over een jaar?

Over 10 jaren?

.....

1. Maak een lijstje van 5 behoeften.
2. Zet erachter of je er vandaag in kan voorzien.

Behoefte

Wat wil je hebben?

 of 

Wat wil je doen?

In welke behoeften kun je voorzien?

Economie gaat over...

Jou...

...Jouw behoeften...

...en in welke je kan voorzien met...

...jouw beschikbare tijd en geld.

Economie op verschillende niveaus.

Geef een voorbeeld van een behoefte op een niveau.

Behoeften

Zelfvoorze

Je kan zelf zorgen voor wat je wil hebben of doen

Behoeften:

Bijv.: een broodje knakworst

Ligt eraan hoe je het bekijkt!

Wat is een voorbeelden van goederen?

Wat is een voorbeeld van een dienst?

Wat is het verschil tussen goederen
en diensten?

Wat heb je nodig om te voorzien in jouw behoeften?

• Tijd
  
• Geld
  
• Energie
  

Tekst

Zelfvoorziening

Consumeren

Het kan beide zijn.

Broodje

Een les

Je kamer  schoonmaken

Een trui

Je huiswerkmaken

Goederen

Diensten

Games spelen op Xbox

Douchen

Boterham met kaas

Tandpasta

Serie kijken op Netflix

Leerdoelen:

1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
2. Je weet dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
3. Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
4. Je kunt een geldbedrag op de juiste manier noteren.
5. Je kunt een gemiddelde berekenen.

Een boterham is

1. Basis behoefte
2. Overige behoefte

Een iPhone is een

1. Basis behoefte
2. Overige behoefte

Een broodje in de Aula kopen is

1. Zelfvoorziening
2. Consumeren

Goederen kun je vasthouden

1. Juist
2. Onjuist

Leerdoelen:

1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
2. Je weet dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
3. Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
4. Je kunt een geldbedrag op de juiste manier noteren.
5. Je kunt een gemiddelde berekenen.