BVVJ 3.3 Planten

Thema 3 Ordening
3.3 Planten
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 3 Ordening
3.3 Planten

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
nakijken 3.2 Dieren
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 3.3 Planten
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Waar kijken we naar bij de indeling van dieren?
A
Symmetrie en levenswijze
B
Leefomgeving en skelet
C
Vorm en symmetrie
D
Symmetrie en skelet

Slide 3 - Quiz

Wat is GEEN soort symmetrie?
A
Tweezijdig
B
Veelzijdig
C
Enkelzijdig

Slide 4 - Quiz

De symmetrie van dit dier is?
A
tweezijdig
B
veelzijdig
C
eenzijdig
D
a-symmetrisch

Slide 5 - Quiz

Wat voor symmetrie heeft een zeester?
A
tweezijdige symmetrie
B
veelzijdige symmetrie
C
Geen symmetrie

Slide 6 - Quiz

Wat voor symmetrie heeft een mens?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 7 - Quiz

Een dier met een inwendig skelet heeft zijn skelet aan de ...?
A
Binnenkant. In zijn lichaam.
B
Buitenkant. Als een pantser.
C
Buitenkant. Als een schelp.
D
Buitenkant. Als een huisje.

Slide 8 - Quiz

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 9 - Quiz

Het skelet is...
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 10 - Quiz

Een slak is een weekdier.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Een kwal is een neteldier
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

planten

Slide 15 - Mind map

Inleiding
Er zijn meer dan 390.000 soorten planten.
Zelfs in de woestijn groeien planten.
Planten zijn de enige groep met bladgroenkorrels.

Slide 16 - Slide

3.3 planten
De meeste planten hebben wortels, stengels en bladeren. Toch zien planten er verschillend uit.



Slide 17 - Slide

3.3 Planten
planten kun je weer indelen in 2 kleinere groepen:
- sporenplanten (planten zonder bloemen)
- zaadplanten (planten met bloemen)

Bij de indeling kijken we naar de manier van voortplanten.
(je moet de namen en kenmerken van deze groepen kennen!)

Slide 18 - Slide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken en voorbeelden noemen van zaadplanten en sporenplanten

Slide 19 - Slide

zaadplanten: 
planten zich voort door zaden
- alle zaadplanten hebben bloemen
-  uit de bloemen ontstaan vruchten
- de vruchten krijgen zaden
- uit een zaad kan een nieuwe plant groeien


Slide 20 - Slide

De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.
Alle struiken en bomen zijn zaadplanten

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

sporenplanten:
planten zich voort door sporen
-een spore is een (1!) cel waaruit een nieuwe plant kan groeien
-Sporenplanten hebben GEEN bloemen
-Voorbeelden zijn mossen en varens



Slide 23 - Slide

- bij mossen zitten deze sporen in sporendoosjes 
(steken op steeltjes boven de mosplant uit)

Slide 24 - Slide

Bij varens zitten deze sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van het blad

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

VRAGEN??

Slide 28 - Slide

zelf aan de slag
3.3 Planten: lees de tekst en maak de opdrachten

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten

Slide 38 - Slide