wiskunde H8 §2b oppervlakte kubus en balk berekenen

§8.2b oppervlakte kubus en balk
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§8.2b oppervlakte kubus en balk

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
In de vorige les hebben we de inhoud van een balk berekend. Deze les houden we ons bezig met de oppervlakte van een balk.
Als je de oppervlakte wilt weten, dan wil je de oppervlakte van alle vlakken weten. Je moet dus eerst kijken uit hoeveel vlakken en wat voor vlakken (rechthoek/vierkant) de balk bestaat.

Slide 2 - Slide

Uit hoeveel vlakken bestaat een balk?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

goed onthouden
Als je de oppervlakte van een balk uitrekent, dan moet je dus 6 keer de oppervlakte van een vlak uitrekenen. Let daarbij op:
oppervlakte voorkant = oppervlakte achterkant
oppervlakte rechterkant = oppervlakte linkerkant
oppervlakte onderkant = oppervlakte bovenkant.
Dus eigenlijk moet je 3x een berekening maken.

Slide 5 - Slide

hoe schrijf je het op?
Als je oppervlakte van een balk gaat uitrekenen schrijf je het altijd zo op:
oppervlakte voorkant = lengte x hoogte
oppervlakte achterkant = lengte x hoogte
oppervlakte rechterkant = breedte x hoogte
oppervlakte linkerkant = breedte x hoogte
oppervlakte bovenkant = lengte x breedte
oppervlakte onderkant = lengte x breedte
totale oppervlakte = alle bovenstaande antwoorden bij elkaar optellen

Op de plaats van lengte, breedte en hoogte vul je natuurlijk de getallen in.  Op de volgende slide zie je een voorbeeld. Bekijk dit goed.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hoe heet de voorkant?
A
ABCD
B
BCGF
C
ABFE
D
EFGH

Slide 8 - Quiz

Hoe heet de rechter zijkant?
A
ABCD
B
BCGF
C
ABFE
D
EFGH

Slide 9 - Quiz

Hoe heet de bovenkant?
A
ABCD
B
BCGF
C
ABFE
D
EFGH

Slide 10 - Quiz

Zet de juiste sommen op de juiste plek.
oppervlakte voorkant =
oppervlakte achterkant  =
oppervlakte rechterkant =
oppervlakte linkerkant =
oppervlakte onderkant =
oppervlakte bovenkant =
totale oppervlakte =
7 cm x 3 cm = 21 cm2
7 cm x 3 cm = 21 cm2
7 cm x 2 cm = 14 cm2
7 cm x 2 cm = 14 cm2
3 cm x 2 cm = 6 cm2
3 cm x 2 cm = 6 cm2
21+14+6+6+21+14 = 82 cm2

Slide 11 - Drag question

Maak opdracht 28 op blz 164 in je boek. Schrijf ook de berekeningen op (zoals op slide 7).
Maak een foto van je gemaakte werk en plaats die hier.

Slide 12 - Open question

Een balk is 6 cm bij 4 cm bij 2 cm. Welke bewering is waar.
A
de lengte is 6 cm en de breedte is 2 cm
B
de lengte is 6 cm en de breedte is 4 cm
C
de lengte is 4 cm en de breedte is 6 cm
D
de lengte is 4 cm en de breedte is 2 cm

Slide 13 - Quiz

Maak opdracht 29 en 30 op bladzijde 165.
Schrijf ook de berekeningen op (zoals op slide 7).
Maak een foto van je gemaakte werk en plaats die hier.

Slide 14 - Open question

Maak opdracht 32 en 33 op bladzijde 166. Let goed op of je de inhoud of de oppervlakte moet berekenen.
Schrijf ook de berekeningen op.
Maak een foto van je gemaakte werk en plaats die hier.

Slide 15 - Open question