Woordsoorten die je al kent (of nog even terug moet halen):
lw= lidwoord
bn=bijvoeglijk naamwoord
zn=zelfstandig naamwoord
vz=voorzetsel
hww=hulpwerkwoord
zww=zelfstandig werkwoord
psv= persoonlijk voornaamwoord
bzv=bezittelijk voornaamwoord
av= aanwijzend voornaamwoord
vrv=vragend voornaamwoord
htw= hoofdtelwoord
rtw=rangtelwoord
Wat ga je doen vandaag?
Je maakt een aantekening en verwerkt hierin een voorbeeldzin bij ieder woordsoort.
Weet je het niet meer, zoek dit dan op bij paragraaf 7 of 8 van de vorige hoofdstukken of kijk op internet. Je mag in tweetallen werken.
Klaar? Dan een foto van de aantekening sturen via Teams.