Herhalen Taalverzorging H3

Herhaling Taalverzorging H3
  • Je kunt zelfstandige naamwoorden correct in het meervoud schrijven.
  • Je weet wanneer je tussenletter -e en -en schrijft.
  • Je kunt uitleggen hoe je erachter komt of je wel of niet de tussenletter -s gebruikt.
  • Je kunt benoemen wanneer je woorden aan elkaar schrijft (3x)
  • Je kunt benoemen wanneer je een koppelteken gebruikt (6x)
  • Je kunt uitleggen wanneer woorden op -e en op -en moeten eindigen.
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling Taalverzorging H3
  • Je kunt zelfstandige naamwoorden correct in het meervoud schrijven.
  • Je weet wanneer je tussenletter -e en -en schrijft.
  • Je kunt uitleggen hoe je erachter komt of je wel of niet de tussenletter -s gebruikt.
  • Je kunt benoemen wanneer je woorden aan elkaar schrijft (3x)
  • Je kunt benoemen wanneer je een koppelteken gebruikt (6x)
  • Je kunt uitleggen wanneer woorden op -e en op -en moeten eindigen.

Slide 1 - Slide

Wat is goed?
A
groenten
B
groentes
C
allebei goed
D
allebei fout

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is het meervoud van categorie
A
categoriën
B
categorieën

Slide 7 - Quiz

Wat is goed?
1 graf
A
2 graaven
B
2 grafen
C
2 graffen
D
2 graven

Slide 8 - Quiz

Wat is goed?
A
kommaas
B
kommas
C
komma's
D
kommaa's

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
A
cafees
B
café's
C
cafe's
D
cafés

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?
A
perzikken
B
perziken
C
perziks

Slide 11 - Quiz

Noteer het meervoud van het woord.

ree

Slide 12 - Open question

Noteer het meervoud van het woord.

pc

Slide 13 - Open question

Het meervoud van porie is:
A
porien
B
pories
C
porieën
D
poriën

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Welke regel is van toepassing?

beregoed
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 18 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

brekebeen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

keuzestress
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 20 - Quiz

bedrijf + spionage
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 21 - Quiz

hardloop + schoenen
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Deze woorden schrijf je aan elkaar
Samenstellingen: 
Rugzak, rugzaktoerisme, rugzaktoerismecriminaliteit

Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus voorzetsel:
Daarover, erin, daarnaast, waarmee

Getallen tot en met duizend:
Tweeëndertig, zevenhonderdvijftig (750), tweeduizend tweeëntwintig (2022)



Slide 25 - Slide

Wanneer gebruik je een koppelteken
 in samenstellingen?
Bij voorvoegels, zoals niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-:
Ex-echtgenoot, adjunct-directeur, leerling-verpleegkundige

Voor de uitspraak: 
Gala-avond, zee-egel, echo-onderzoek

Als een deel van de samenstelling bestaat uit letters, cijfers, tekens of een naam: A4-formaat, mbo-opleiding, &-teken, kabinet-Rutte, 3-jarige

Slide 26 - Slide

Wanneer gebruik je een koppelteken
 in samenstellingen?
De samenstelling bestaat uit twee gelijkwaardige delen:
Zwart-wit, directeur-eigenaar
Zwart-witfoto, woon-werkverkeer, prijs-kwaliteitverhouding

Aardrijkskundige namen: Noord-Europa, Amsterdam-Zuid, West-Brabant

Vaste combinaties: kant-en-klaarmaaltijd, mond-op-mondbeademing, nek-aan-nekrace, kat-en-muisspel


Slide 27 - Slide

Wat is juist?
A
modebranche
B
mode branche

Slide 28 - Quiz

Wat is juist?
A
vier sterrenhotel
B
viersterrenhotel
C
viersterren hotel
D
vier-sterren-hotel

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
A
er over heen
B
erover heen
C
er overheen
D
eroverheen

Slide 30 - Quiz

Wat is juist?
A
nonverbaal
B
non-verbaal

Slide 31 - Quiz

Wat is juist?
A
mbostudent
B
mbo-student

Slide 32 - Quiz

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 33 - Quiz

Wanneer eindig het woord op -en?
Woorden als sommige, vele, enkele, laatste, beide, alle, andere schrijf je met -en als:

1. ze op personen slaan
2. én zelfstandig gebruikt zijn (er staat geen zelfstandig naamwoord achter)

- De meesten wilden skiën.
- Deze workshop trekt veel publiek. Sommigen komen zelfs twee keer.

Slide 34 - Slide

Maar let op:
Kun je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten? Gebruik dan alleen -e:

- Enkele studenten kozen voor het zeilkamp, maar de meeste (studenten)
   wilden skiën.

- Op deze workshop komen veel mensen af. Sommige (mensen) komen
   zelfs twee keer.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Evi en Fleur zijn te laat. Beide(n) hebben zich verslapen
A
Beide
B
Beiden

Slide 37 - Quiz

De computer en de printer zijn nieuw. Beide(n) worden vandaag aangesloten
A
Beide
B
Beiden

Slide 38 - Quiz

Ik heb vandaag iedereen gesproken. Sommige(n) vinden mijn voorstel niet goed.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 39 - Quiz

De directeur zei: "Dit geldt voor jullie....
A
beide
B
beiden

Slide 40 - Quiz

.......die het huiswerk af hebben, mogen gaan.
A
Degene
B
Degenen

Slide 41 - Quiz