leestekens

Spelling H5: leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling H5: leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 3 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 4 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 5 - Slide

28. Hoofdletters en leestekens (p. 114)

Slide 6 - Slide

In welke zin kloppen de leestekens?
A
'Enig,' riep de man uit, 'dit staat u geweldig!'
B
'Enig, riep de man uit, 'dit staat u geweldig!
C
'Enig', riep de man uit, 'dit staat u geweldig!'
D
'Enig riep de man uit, dit staat u geweldig!'

Slide 7 - Quiz

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens en dubbele punt
B
Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 8 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Neem je ook koffie, brood, en melk mee?
B
Ik ga morgen vragen hoe ik dit moet oplossen.
C
Waarom ga je niet lekker voetballen?
D
Kun je me uitleggen hoe ik dit op moet lossen?

Slide 9 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 10 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want, zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 11 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 12 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens?
A
Als jij niet gaat wil ik ook niet.
B
Ik heb hoofdpijn dus ik blijf thuis.
C
Waarom eet jij nooit bananen?
D
Hoe groot is jullie auto.

Slide 13 - Quiz

(Leestekens en spaties)
De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 14 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Vanavond eten we, aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
B
Vanavond eten we aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
C
Vanavond eten we aardappelen, boontjes en een gehaktbal.
D
Vanavond eten we aardappelen boontjes en een gehaktbal.

Slide 15 - Quiz