Basis: 1. Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven en van elk
gewrichtsonderdeel de functie noemen.
2. Je kunt 4 beenverbindingen noemen en aangeven of tussen de
botten beweging mogelijk is.
Kader: 1 Je kunt vier beenverbindingen beschrijven.
2. Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven.
3. Je kent het verschil tussen een kogelgewricht en een
scharniergewricht.