BS 7: gedrag bij mensen

BS 7: Gedrag bij mensen 
erfelijke eigenschappen, cultuur en omgeving
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

BS 7: Gedrag bij mensen 
erfelijke eigenschappen, cultuur en omgeving

Slide 1 - Slide

Wat is GEEN gedrag.
A
Leerling slaapt in de les.
B
Een vleesetende plant vangt een vlieg
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.

Slide 2 - Quiz

Hoe heet het gedrag wat je vertoont (naar een individu in een hogere orde) om een conflict te vermijden
A
Overgeefgedrag
B
imponeergesdrag
C
statengedrag
D
verzoeningsgedrag

Slide 3 - Quiz

Welke vorm van sociaal gedrag is dit?
A
Overspronggedrag
B
Bronstgedrag
C
Verzoeningsgedrag
D
Imponeergedrag

Slide 4 - Quiz

Bij het zien van een schaduw, sperren kuikens hun bek open
A
Aangeboren gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 5 - Quiz


Wat is een protocol?

A
Je schrijft op wat je van het gedrag vindt
B
Een lijst waarop je kunt zien welke gedragshandelingen voorkomen bij één dier
C
Je schrijft op wat het dier doet
D
Een lijst waarop je kunt zien hoe vaak een gedragshandeling voorkomt bij alle dieren van één soort

Slide 6 - Quiz

BS 7: Gedrag bij mensen 
erfelijke eigenschappen, cultuur en omgeving

Slide 7 - Slide

Erfelijke eigenschappen
Gedrag dat voor iedereen hetzelfde is.
Tonen van en herkennen van emoties is bij alle mensen over de hele wereld hetzelfde.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Empathie
Inlevingsvermogen in de gedachten en emoties van een ander. --> Je realiseert je dat de beleefwereld van een ander anders is en kan daar ook een voorstelling van maken.
Empathie is niet altijd positief je kan het ook gebruiken om anderen te manipuleren.

Slide 10 - Slide

Mensenhersenen zijn groot

Het vergrote hersenvolume is voordelig voor ons denkvermogen. We kunnen een voorstelling van de wereld maken in ons hoofd wat ons in staat stelt beter te leren van onze wereld.

Dit zorgt ervoor dat we effectiever ons gedrag kunnen veranderen. Dit betekent dat wij een hoger leervermogen hebben.

Slide 11 - Slide

Omgeving en cultuur
  • Je leert van je directe omgeving: familie of school. 

  • Maar je leert ook alle regels en gebruiken van maatschappij waartoe je hoort

  • Je gaat je gedragen naar deze cultuur
empathie: begrijpen en delen van gevoelens van andere

Slide 12 - Slide

Communicatie
Lichamelijk vrijwel onmogelijk voor apen om te praten zoals wij.
Gebarentaal is ook heel lastig en is ook nooit echt gelukt.
Taal is wat ons in staat stelt zo veel vast te leggen en 
Francine en Koko

Slide 13 - Slide

Moreel bewustzijn
Mensen kunnen nadenken over hun gedrag en hun gedrag beoordelen.

Hieruit bestaan normen en waarden en een basis voor maatschappelijke organisaties en cultuur.

Frans de Waal: Ook chimpanzees en Kapucijnapen kunnen inzien als iets niet eerlijk is.


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Video

Na het horen van een knal gooit je kamergenoot een prop tegen je hoofd. Na een tijd duik je vanzelf weg bij het horen van de knal. Welk leerproces is dit?
A
Operante conditionering
B
Klassieke conditionering
C
Gewenning
D
Inzicht

Slide 17 - Quiz

Een ethogram is een kwalitatieve beschrijving van het gedrag
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Een koekoek profiteert van het broedzorggedrag van andere vogels.
Een koekoeksvrouwtje legt haar ei in het nest van bijvoorbeeld een
roodborstje. De vogel die het nest heeft gemaakt, treedt daarna op als
pleegouder voor de jonge koekoek.
Opmerkelijk is dat een koekoeksvrouwtje haar eieren vrijwel
altijd legt in het nest van de pleegoudersoort waardoor zij zelf is
grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort hun
pleegouder is?
A
inprenting
B
imitatie
C
conditionering
D
gewenning

Slide 19 - Quiz

Malika is gebeten door een grote herdershond. Nu is ze zelfs bang voor puppy's. Dit is een voorbeeld van:
A
Klassiek conditioneren
B
Operant conditioneren

Slide 20 - Quiz

Wat bedoelen we in de biologie met gedrag?
A
Alles dat een dier doet
B
Alle waarneembare activiteiten van mensen en dieren
C
Dingen die mensen en dieren doen met een specifiek doel
D
Communicatie tussen dieren en mensen

Slide 21 - Quiz

Wat is het gedrag dat Pavlov wilde bestuderen?
A
Voedingsgedrag
B
Waarneming bij honden
C
Speekselproductie
D
Zenuwstelsel

Slide 22 - Quiz

Door welke vorm van leren heeft deze jongen dit gedrag hoogstwaarschijnlijk geleerd?
A
Imitatie
B
Inprenting
C
Oefening
D
Inzicht

Slide 23 - Quiz

Een prikkel die steeds weer hetzelfde gedrag oproept het een ... ?
A
Inprenting
B
Sleutelprikkel
C
Supranormale prikkel
D
Inwendige prikkel

Slide 24 - Quiz

Is een groot namaak-ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
En is een normaal ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
A
alleen een groot namaak-ei buiten het nest
B
alleen een normaal ei buiten het nest
C
zowel een groot namaak-ei als een normaal ei buiten het nest

Slide 25 - Quiz

Dit is een voorbeeld van..
A
dreiggedrag
B
overspronggedrag
C
baltsgedrag
D
omgericht gedrag

Slide 26 - Quiz

Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken.

Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
omgericht gedrag
D
ambivalent gedrag

Slide 27 - Quiz

Huiswerk
Opdrachten 78 t/m 82
timer
5:00

Slide 28 - Slide