Herkansing PTA D en E

1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Schrijven H3
Maak de schrijfopdracht van gisteren verder af.

Klaar? Filmverslag verder schrijven

Je hebt tot 13.05 uur!

Slide 2 - Slide

Herkansing PTA D en/of E
Ongeveer 10 minuten: PTA D
Ongeveer 10 minuten: PTA E

Geen herkansing? Bezig met het filmverslag of boekverslag

Heb je deze al af/voldoende? Dan mag je iets voor jezelf doen.

Slide 3 - Slide

PTA D: Lezen 
D1: Hoofdstuk 1 en 2
D2: Hoofdstuk 3

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 1: Hoofdzaken en hoofdgedachte


Hoofdzaken staan in de inleiding, slot en in de kernzinnen. 

Kernzin is het belangrijkste van de alinea en vind je in de eerste of laatste zin van de alinea.

Het belangrijkste van een tekst kun je samenvatten in 1 zin (hoofdgedacht).

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Let op!
Het onderwerp van een tekst bestaat vaak uit 2 woorden.
Deelonderwerpen zijn de onderwerpen die je als alinea vindt.

Hoofdgedachte vind je in de inleiding of het slot.

Wat is het belangrijkste wat in de tekst wordt gezegd over het onderwerp?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoofdstuk 3: Verbanden (1)
Signaalwoorden geven aan welke verbanden er zijn:

* Opsomming = ten eerste, om te beginnen, ook, verder, ten slotte
* Tegenstelling: maar, hoewel, echter, toch, tegenover
* Voorbeeld =  bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere

Slide 9 - Slide

Welke verbanden zie je hier?
Een andere stagevorm is de arbeidsoriënterende stage. Tijdens de arbeidsoriënterende stage doe je werkervaring op. De stagebegeleider in het bedrijf helpt je hierbij. Je leert bijvoorbeeld samen te werken met collega's, zelfstandig te handelen en in een bepaald tempo te werken. De stage duurt 1 tot 2 weken.

Slide 10 - Slide

PTA E: Spelling en grammatica
E1: Hoofstuk 1 en 2
E2: Hoofdstuk 3

Slide 11 - Slide

Hoofdstuk 1: Leestekens
Punt: Aan het einde van de zin
Vraagteken: Aan het einde van een vraagzin
Uitroepteken: Aan het einde van een zin met extra nadruk
Komma: - Tussen twee persoonsvormen
- Tussen delen van een opsomming
- Na een naam of uitroep aan het begin van de zin
- Na verbindingswoorden

Slide 12 - Slide

Zet de leestekens op de goede plaats
.
Arjen riep naar voren met de bal

Marjan wil jij mij misschien €2,- lenen

Slide 13 - Slide

Hoofdstuk 2
Tussen -en: het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en

Tussen -e: 
- Er is maar één van (zonnestraal)
- Het eerste woord heeft een versterkende betekenis (apetrots)
- Meervoud op -en en -s (groentesoep)

Slide 14 - Slide

Hoofdstuk 2
Tussen -s: Deze hoor je meestal als je het woord uitspreekt

Voltooid deelwoord: begint vaak met ge-, be- of ver-

Taxikofschipy:
Wel = -t/-te/-ten
Niet = -d/-de/-den

Slide 15 - Slide

Hoofdstuk 3
Samengestelde zinnen: zinnen met twee of meer persoonsvormen/onderwerpen

Persoonsvorm vinden = vraagzin / andere tijd

Onderwerp vinden = wie of wat + persoonsvorm

Slide 16 - Slide

Herkansing
Donderder 16 mei = 5e uur

Geen herkansing? Andere opdracht

Slide 17 - Slide