2havo chap 3 oefenen pwweek gramm

Het aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzende voornaamwoorden zijn dit/dat/deze/die

FR: Het aanwijzend voornaamwoord past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
> Mannelijk
> Vrouwelijk
> Mannelijk met klinker/ stomme H
> Meervoud (vrouwelijk / mannelijk)


1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzende voornaamwoorden zijn dit/dat/deze/die

FR: Het aanwijzend voornaamwoord past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
> Mannelijk
> Vrouwelijk
> Mannelijk met klinker/ stomme H
> Meervoud (vrouwelijk / mannelijk)


Slide 1 - Slide

Schema aanwijzende voornaamwoorden
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 2 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord voor mannelijk enkelvoud.
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 3 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord voor vrouwelijk enkelvoud
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 4 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord voor meervoud
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je cet?
A
Mannelijk enkelvoud
B
Meervoud
C
Vrouwelijke enkelvoud
D
Mannelijk enkelvoud begint met klinker of stomme h.

Slide 6 - Quiz

... garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 7 - Quiz

______oignon [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 8 - Quiz

______ semaine [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 9 - Quiz

_____ poisson [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 10 - Quiz

______soir
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 11 - Quiz

___ hôtel
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 12 - Quiz

.... chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 13 - Quiz

Mannelijk
Mannelijk, woord erachter begint met een klinker / stomme h
Vrouwelijk
Meervoud
cet
cette
ce
ces

Slide 14 - Drag question

willen=
A
vouloir
B
avoir
C
pouvoir
D
devoir

Slide 15 - Quiz

Kunnen
A
vouloir
B
pouvoir
C
avoir
D
devoir

Slide 16 - Quiz

Welke uitgangen passen bij Vouloir en Pouvoir?
A
s,s,t,ons,ez,ent
B
e,es,e,ons,ez,ent
C
x,x,t,ons,ez,ent

Slide 17 - Quiz

Pouvoir=kunnen
je peux
tu peux
il, elle, on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent

Slide 18 - Slide

Vouloir=willen
je veux
tu veux
il/elle veut
nous voulons
vous voulez
ils veulent

Slide 19 - Slide

Vertaal:
ik kan, hij kan, wij kunnen

Slide 20 - Open question

Welke uitgangen passen bij Vouloir en Pouvoir?
A
s,s,t,ons,ez,ent
B
e,es,e,ons,ez,ent
C
x,x,t,ons,ez,ent

Slide 21 - Quiz

Jij kunt
A
tu veux
B
Tu peux
C
il peut
D
il veut

Slide 22 - Quiz

Wij willen
A
nous voulons
B
nous pouvons
C
vous voulez
D
vous voulons

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Je gaat nu zelfstandig  oefenen via slim stampen chapitre 3


Slide 25 - Slide