1. bestaat uit
één zin en is kort en krachtig2. is nooit een vraag
3. bevat geen argumenten
4. moet gaan over iets waar zowel voorstanders als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken FOUT= ‘Kleine kinderen hebben het recht om veilig op te groeien.’
5. bevat geen ontkenningen (niet, geen, etc.) FOUT= ‘Het is onmogelijk om het niet met besluit XYZ eens te zijn.
6. bekent geen kleur FOUT= ‘omwonenden krijgen teveel inspraak in de besluitvorming’
Bekent wel kleur, kan wel, maar dan bij bijv. een politieke partij: ‘Onze partij is te onzichtbaar op onderwerp XYZ’