Herhaling H14 werktuigen

Welkom! 
Welkom
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Welkom

Slide 1 - Slide

Krachten in werktuigen

Slide 2 - Slide

Deze les
Samenvatting H14 + opgaven

  • Werken met hefbomen
  • Hefbomen en Zwaartekracht
  • vaste en losse katrol, Takel
  • Druk

Daarna zelfstandig de oefentoets maken

Slide 3 - Slide

Par 14.1 Werken met hefbomen
Een hefboom vergroot je kracht.
Een hefboom heeft altijd een draaipunt.
Enkele en dubbele hefbomen.






Slide 4 - Slide

§14.1 Werken met hefbomen
In een eenvoudige hefboom is het moment afhankelijk van:
  • De grootte van de krachten 
  • De afstand tussen de krachten en het draaipunt.

Bij evenwicht:
Het moment linksom is even groot als het 
moment rechtsom

Moment = grootte kracht x lengte arm
      M         =              F              ∙         l



Grootheid
Eenheid
Moment
M
Newtonmeter
Nm
Kracht
F
Newton
N
Arm
l
meter
m

Slide 5 - Slide

Het moment van de spierkracht is
A
0,46 Nm
B
0,56 Nm
C
52 Nm
D
5,7 Nm

Slide 6 - Quiz

Bij een practicum doet Roel een proef met een hefboom. Links en rechts zitten haakjes op 3 cm, 6 cm, 9 cm en 12 cm van het draaipunt. Roel heeft drie identieke gewichtjes. Aan haakje 2 aan de linkerkant hangt hij twee gewichtjes.
Aan welk haakje aan de rechterkant moet hij het derde gewichtje hangen om de hefboom in evenwicht te brengen?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Als Roel meer gewichtjes heeft gehaald, gaat hij verder met zijn onderzoek. Hij heeft nu gewichtjes van 50 g en van 20 g. Aan haakje 1 aan de linkerkant hangt hij een gewichtje van 50 g. Aan haakje 4 aan de linkerkant hangt hij twee gewichtjes van 20 g.
Welke gewichtjes moet hij aan de rechterkant aan haakje 3 hangen om de hefboom in evenwicht te krijgen? Schrijf de berekening op.

Slide 8 - Open question

Marjan heeft vier blokjes van 20 g. Zij hangt twee blokjes aan de linkerkant aan haakje 2.
Hoe groot is het moment (M) voor de zwaartekracht op deze blokjes?
A
1,2 Ncm
B
2,4 Ncm
C
120 Ncm
D
240 Ncm

Slide 9 - Quiz

Noteer twee manieren waarop Marjan nu evenwicht kan maken.

Slide 10 - Open question

 Par 14.2 Zwaartekracht en hefbomen 
Wanneer je een hefboom hebt waarbij de zwaartekracht de last is, start deze kracht in het massamiddelpunt van het voorwerp.
Let dus goed op wat de arm is.

Slide 11 - Slide

Martin zegt dat het moment van de zwaartekracht op het messing blokje verandert als het op zijn lange kant wordt gelegd.
Heeft Martin gelijk? Leg je antwoord uit.

Slide 12 - Open question

par 14.3
Vaste katrol zit vast aan het plafond
Losse katrol zit vast aan de last en beweegt mee met de last.
Het hele system van katrollen heet een takel en wordt gebruikt om dingen makkelijker op te tillen

Slide 13 - Slide

Regels voor katrollen
Vaste katrol: verandert de richting 
van de kracht.

Losse katrol: verkleint de kracht die 
nodig is. Maar vergroot de hoeveelheid 
touw die je binnen moet halen, met het aantal touwen waaraan de losse katrol hangt. 
Vaste katrol
Losse
katrol

Slide 14 - Slide

Katrollen en Takels
Losse katrol hangt aan 2 touwen, kracht wordt dus 2x zo klein en er moet 2x zoveel touw worden binnengehaald
Losse katrol hangt aan 3 touwen, kracht wordt dus 3x zo klein en er moet 3x zoveel touw worden binnengehaald
Losse katrol hangt aan 4 touwen, kracht wordt dus 4x zo klein en er moet 4x zoveel touw worden binnengehaald

Slide 15 - Slide

Een sluisdeur hangt aan een takel met een vaste en een losse katrol. Welke uitspraak is juist?
A
Alleen de losse katrol verkleint de benodigde kracht.
B
Alleen de vaste katrol verkleint de benodigde kracht.
C
Beide katrollen verkleinen de benodigde kracht.
D
Geen van de katrollen verkleint de benodigde kracht.

Slide 16 - Quiz

Met een takel wordt een bankstel omhoog gehesen. De takel bestaat uit een aantal losse en vaste katrollen. Als het touw 60 cm wordt ingehaald, gaat het bankstel 10 cm omhoog.
Aan hoeveel touwen hangt het bankstel?
A
3
B
5
C
6
D
10

Slide 17 - Quiz

Dzevad hijst een kist op met een takel die bestaat uit één vaste en één losse katrol. De kist heeft een massa van 40 kg. Dzevad trekt 1 meter touw naar beneden.
Hoe ver is de kist omhoog gegaan?
A
0,5 m
B
1 m
C
1,5 m
D
2 m

Slide 18 - Quiz

Hoeveel kracht moet Dzevad leveren om de kist omhoog te hijsen?
A
20 N
B
40 N
C
200 N
D
400 N

Slide 19 - Quiz

Par 14.4 Druk

Slide 20 - Slide

Druk berekenen:
druk hangt af van kracht en oppervlakte 
kracht
Kracht (F) berekenen je met de volgende formule:

F = m x g 

F = kracht in Newton (N)
m = massa in kilogram (kg)
g = valversnelling in newton per kg (N/kg), deze is op aarde altijd 10 N/kg
eenheden
De druk kan je berekenen in verschillende eenheden.
1 Pa = 1 N/m2

Slide 21 - Slide

Eric is 66 kg. De zolen van zijn schoenen hebben elk een oppervlak van 300 cm2. Hoe groot is de druk die Eric op de grond uitoefent als hij met beide schoenen op de grond staat? Schrijf de berekening op.

Slide 22 - Open question

Bij een bepaalde vrachtwagen voor zwaar transport mag ieder wiel met maximaal 1800 kg belast worden. Voor een bijzonder transport moet een betonnen onderdeel voor een brug worden vervoerd. Het onderdeel heeft een massa van 50 ton (50 000 kg). Daarvoor gebruiken ze een vrachtwagencombinatie met een groot aantal assen. Aan iedere as zitten vier wielen.
Hoeveel assen moeten er ten minste aan deze vrachtwagencombinatie zitten?

Slide 23 - Open question

Maak de oefentoets van H14 

Zelfstandig aan het werk
timer
45:00

Slide 24 - Slide