What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2.1 persoonsvorm in de t.t en v.t
Wat is het onderwerp?
Ik leer het onderwerp te vinden.
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden
1 / 29
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is het onderwerp?
Ik leer het onderwerp te vinden.
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 1 - Quiz
Hoe vind je de persoonsvorm?
2 manieren. Manier 1: Maak de zin vragend.
De persoonsvorm komt vooraan te staan.
Ik woon in de mooiste stad van Nederland.
Woon ik in de mooiste stad van Nederland?
Slide 2 - Slide
Hoe vind je de persoonsvorm?
Manier 2: Zet de zin in een andere tijd.
Het woord dat in de zin van tijd verandert is de persoonsvorm.
Ik loop naar school
Ik liep naar school
Slide 3 - Slide
Wat is de persoonsvorm?
Zij neemt de chips mee
A
neemt
B
chips
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Vandaag melk ik de koeien
A
vandaag
B
melk
C
ik
D
koeien
Slide 5 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Ik schrijf een recept voor de patiënt
A
patiënt
B
recept
C
ik
D
schrijf
Slide 6 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De deur, die van glas is, valt heel hard dicht.
A
deur
B
is
C
valt
D
dicht
Slide 7 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Wie/wat + persoonsvorm
Dus: Ze kreeg reactie op haar brief
Wie/wat + persoonsvorm
Wie/wat kreeg? >ze
Dus 'ze' is het onderwerp
Slide 8 - Slide
Vandaag melk ik de koeien.
Onderwerp?
A
melk
B
ik
C
koeien
D
vandaag
Slide 9 - Quiz
Gisteren heeft de buurman die links naast mij woont, mij een boor geleend.
Onderwerp?
A
de buurman
B
mij
C
boor
D
geleend
Slide 10 - Quiz
Komende zondag is de wedstrijd
tegen de koploper.
Onderwerp?
A
komende zondag
B
de wedstijd
C
de koploper
D
tegen
Slide 11 - Quiz
Hij .... (houden) van zijn kippen
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Video
Hij zegt dat hij van haar ....... .
A
houd
B
houdt
C
houden
Slide 14 - Quiz
Piet en Jan ....... door het bos.
A
Loop
B
Loopt
C
Lopen
Slide 15 - Quiz
..... (scoren) je wel eens een doelpunt?
A
scoor
B
scoort
Slide 16 - Quiz
....(scoren) je broer wel eens een doelpunt?
A
scoor
B
scoort
Slide 17 - Quiz
je ..... (bieden) haar geen kans
A
bied
B
biedt
Slide 18 - Quiz
(...onthouden) jouw baas alles wat je verkeerd doet?
A
onthoud
B
onthoudt
Slide 19 - Quiz
Het is koud dus ..... (kleden) je warm aan
A
kleed
B
kleedt
Slide 20 - Quiz
...... jij ook wel eens moe van het eeuwige gezeur van die docenten?
A
Word
B
Wordt
C
Worden
Slide 21 - Quiz
....(houden) jij meer van varkens of koeien?
A
houd
B
houdt
Slide 22 - Quiz
Nu zelf!
Maak nu van NuNederlands
Taalverzorging
2.1 persoonsvorm t.t.
2.2 persoonvorm v.t.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Zwakke en sterke werkwoorden
Voor werkwoord vervoegen in verleden tijd vraag je je 2 dingen af:
Is het werkwoord sterk of zwak?
Wat is de ik-vorm van het werkwoord?
Slide 25 - Slide
Er zijn geen regels voor sterke werkwoorden. Deze leer je of zoek je op in een woordenboek
Slide 26 - Slide
Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm
de/ te
in het enkelvoud en
den/ ten
in het meervoud.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Wat heb ik geleerd?
Ik weet hoe ik werkwoorden moet vervoegen in de tegenwoordige tijd.
Ik weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Slide 29 - Slide
More lessons like this
Werkwoordspelling
December 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Werkwoordspelling
February 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Werkwoordspelling
December 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Werkwoordspelling
April 2022
- Lesson with
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Werkwoordspelling verleden tijd
November 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Werkwoordspelling verleden tijd
1 month ago
- Lesson with
15 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Werkwoordspelling
January 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Werkwoordspelling
3 days ago
- Lesson with
42 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4