Je kent de begrippen: rekenvolgorde, kwadraten, herleiden
Je weet hoe ik de rekenvolgorde toe kan passen
Je kunt het kwadraat van een getal uitrekenen
Je kunt rekenen met kwadraten
Je kunt de wortel van een getal uitrekenen
Je kunt met de kwadratische formule coördinaten uitreken
Je weet dat de grafiek van een kwadratische formule een parabool is
Je kunt de grafiek tekenen van een kwadratische formule
Je kunt de grafiek tekenen van een lineaire formule
Je kunt met letters rekenen
Tip
Schrijf de tussenstappen op!
Voorkennis: Rekenvolgorde en formules
Let bij berekeningen goed op de volgorde van de bewerkingen:
Werk binnen de haakjes.
Vermeningvuldigen en delen van links naar rechts.
Optellen en aftrekken van links naar rechts.
Slide 2 - Slide
6.1 Kwadraten
Vuistregel
Rekenvolgorde:
Haakjes wegwerken
Kwadrateren
Vermenigvuldigen en delen
Optellen en aftrekken
32 = 3 · 3 = 9
(-3)2 = (-3 · -3) = 9
-32 = -(3 · 3) = -9
Ken je kwadraten
Wortels
Slide 3 - Slide
Voorbeeldvragen
Uitwerkingen
Slide 4 - Slide
6.2 Kwadratische formules
Voorbeeldvragen
Ga aan de slag met opgave 6 en 7 op blz. 39!
Slide 5 - Slide
6.3 Grafieken
Voorbeeldvragen
Ga aan de slag met opgave 9 op blz. 39 en opgave 10 en 11 op blz. 40!
Stappenplan
Formule (y = x2 - 3)
Tabel (x waarde berekenen)
Grafiek tekenen
Slide 6 - Slide
6.4 Rekenen met letters
6.5 Herleiden
Voorbeeldvragen
Ga aan de slag met opgave 13 t/m 18 op blz. 41!
Slide 7 - Slide
HS 7: Vlakke figuren
7.1 Zwaartelijn en hoogtelijn
7.2 Bijzondere driehoeken
7.3 Hoeken berekenen in driehoeken
7.4 Bijzondere vierhoeken (parallellogram en ruit)
7.5 F-hoeken en Z-hoeken
Voorkennis: Hoeken berekenen
Bij het berekenen vvan een hoek zet je de berekening erbij.
Je kent drie verschillende hoeken:
rechte hoeken
gestrekte hoeken
overstaande hoeken
Leerdoelen
Ik ken de begrippen: rechte hoek, scherpe hoek, stompe hoek, gestrekte hoek en volle hoek.
Ik herken in een tekening wat voor soort hoek (dus een rechte hoek, scherpe hoek, enz.) er getekend is.
Ik kan hoeken meten.
Ik kan hoeken berekenen
Ik ken de begrippen lijnsymmetrie en draaisymmetrie
Ik kan de symmetrieassen in een figuur tekenen
Ik weet hoe ik de kleinste draaihoek van een figuur kan berekenen
Ik weet een middelloodlijn te tekenen
Ik kan in eigen woorden uitleggen wat bissectrice betekent
Tip
Schrijf de tussenstappen op!
Voorkennis: Driehoeken tekenen
Een driehoek waarvan je de lengten van de drie zijden weet, teken je met een passer.
Weet je van een driehoek twee hoeken en de zijde tussen die twee hoekpunten, dan gebruik je een geodriehoek bij het tekenen van de driehoek.
Voorkennis: Symmetrie
lijnsymmetrisch
draaisymmetrisch
Slide 8 - Slide
7.1 Zwaartelijn en hoogtelijn
Zwaartelijn = lijn vanuit een hoekpunt naar het midden van de overstaande zijde.
Hoogtelijn = lijn vanuit een hoekpunt loodrecht op de overstaande zijde.
Zwaartelijn
Een driehoek kun je in 2 gelijke stukken delen met behulp van een zwaartelijn. Dit doe je bijvoorbeeld als je een punt taart in 2 stukken wilt delen. Een zwaartelijn is een lijn die van een hoekpunt naar het midden van de overstaande zijde loopt. Omdat een driehoek 3 hoeken heeft, heeft deze ook 3 zwaartelijnen, zoals je hier ook kunt zien. Om een zwaartelijn te tekenen moet je dus eerst van een zijde het midden vinden. Vanuit dat punt trek je een lijn door de overstaande hoek. Als je alle 3 de zwaartelijnen van een driehoek hebt getekend, zul je zien dat deze lijnen in 1 punt samenkomen. Dit heet het zwaartepunt van de driehoek.
Hoogtelijn
In een driehoek kun je naast zwaartelijnen ook hoogtelijnen tekenen. Hiermee kun je de afstand tussen een hoek en de overstaande zijde te meten of berekenen. Een hoogtelijn is een lijn die vanuit een hoekpunt loodrecht op de overstaande zijde staat. Een driehoek heeft ook 3 hoogtelijnen. Als je alle drie de lijnen tekent zul je wederom zien dat deze door 1 punt gaan. Dit is het hoogtepunt.
Voorbeeldvragen
Ga aan de slag met opgave 1 t/m 3 op blz. 80!
Slide 9 - Slide
7.2 Bijzondere driehoeken
Voorbeeldvragen
Ga aan de slag met opgave 4 op blz. 80!
Slide 10 - Slide
7.3 Hoeken berekenen in driehoeken
Vuistregel
Slide 11 - Slide
Voorbeeldvragen
Uitwerkingen
Slide 12 - Slide
7.4 Bijzondere vierhoeken (parallellogram en ruit)
Slide 13 - Slide
Voorbeeldvragen
Uitwerkingen a)
Uitwerkingen b)
Slide 14 - Slide
7.5 F-hoeken en Z-hoeken
Vuistregels
Rechte hoek is 90°, gestrekte hoek is 180° en volle hoek is 360°
Hoekensom driehoek = samen 180°
Basishoeken zijn gelijk aan elkaar
F-hoeken zijn gelijk aan elkaar
Z-hoeken zijn gelijk aan elkaar
Bissectrice deelt een hoek in twee gelijke hoeken.
Z-hoeken en F-hoeken komen voor in figuren met twee evenwijdige lijnen en een lijn die deze evenwijdige lijnen snijdt of raakt.
F-hoeken
Kijk naar de afbeelding F-hoeken. De hoeken ∠B1
en ∠C1
zijn gelijk. Dit zijn namelijk F-hoeken. Net als Z-hoeken komen F-hoeken voor in figuren met twee evenwijdige lijnen en een lijn die deze evenwijdige lijnen snijdt of raakt. Ook F-hoeken komen in verschillende vormen voor.
Z-hoeken
In figuren met evenwijdige lijnen kun je soms een Z herkennen. Dit zie je ook in de afbeelding genaamd Z-hoeken. De hoeken ∠B1
en ∠C3
noem je Z-hoeken. Dit zijn de hoeken aan de binnenkant van de Z. Z-hoeken zijn altijd gelijk aan elkaar. Let wel op! De lijnen AB en CD in het figuur moeten evenwijdig (of parallel) aan elkaar lopen, anders zijn er geen Z-hoeken.
De Z-hoeken komen in verschillende vormen voor, twee andere voorbeelden zie je in de andere afbeelding.