Vraagzinnen en vraagwoorden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vraagzinnen maken
 Je leert  2 manieren :

- intonatie
- est-ce que

Slide 2 - Slide

Exemples...
* intonatie:   Tu es fatigué. -> Tu es fatigué?



* est-ce que:   Tu as fait les devoirs de maths.
                               Est-ce que tu as fait les devoirs de maths?

Slide 3 - Slide

Noem zoveel mogelijk Franse vraagwoorden?

Slide 4 - Mind map

Exemples
- Qu'est-ce que tu fais?                          = Wat doe je?
- Qui a dit cela?                                            = Wie heeft dat gezegd?
- Quand est-ce que tu viens?               = Wanneer kom je?
- habite ton père?                                = Waar woont je vader?
- Comment tu t'appelles?                       = Hoe heet je?
- Combien coûtent les chaussures? = Hoeveel kosten de schoenen?
- Pourquoi tu fais cela?                            = Waarom doe je dat?

Slide 5 - Slide

Maak vragend met est-ce que:
Tu as un livre?

Slide 6 - Open question

Maak vragend met est-ce que:
On parle français?

Slide 7 - Open question

maak vragend met est-ce que:
elle a un sac.
LET OP, gebruik óók het vraagwoord "waarom".

Slide 8 - Open question

Quelle phrase est correcte?
A
Est-ce que tu as été à Paris quand?
B
Est-ce que tu as été quand à Paris?
C
whu?
D
Quand est-ce que tu as été à Paris

Slide 9 - Quiz

Maak nu een zin met een vraagwoord+
est-ce que + onderwerp + ww + rest van de zin

Slide 10 - Open question

Quel
Quel betekent welke of wat
Het verandert mee met zelfstandig naamwoord (m, v, ev, mv)

Welke jongen is het grootst?
Quel garçon est le plus grand?
Welk meisje is het slimst?
Quelle fille est la plus intelligente?

Slide 11 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
quel
quelle
meervoud
quels
quelles

Slide 12 - Slide

........... père est le plus sévère?


A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 13 - Quiz

........... maison a un jardin?


A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 14 - Quiz

........... amis ont une voiture?


A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 15 - Quiz

........... chaussures coûtent cher?


A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 16 - Quiz

Welke vier manieren gebruiken we om een zin vragend te maken in het Frans?

Slide 17 - Slide

1. Intonatie : vraagteken + toon
2. Est-ce que:  vraagconstructie voor gewone zin + vraagteken
3. Vraagwoord: vooraan de zin en voor de vraagconstructie + ?
4. Quel: welk(e) of wat, vooraan de zin + ?



Slide 18 - Slide