Film Raak. met opdracht

Welkom 2V!
Nederlands
2 oktober 2019
Fictie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom 2V!
Nederlands
2 oktober 2019
Fictie

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Lesopzet:
- bespreken huiswerk vertelperspectieven
- terugblik begrippen "fictie"
- instructie element "tijd" in verhalen
- kijken en nabespreken korte film


Lesdoel: 
- je kunt het element "tijd" benoemen in verhalen mbv de begrippen verteltijd/flashback/chronologisch en niet-chronologisch


Slide 3 - Slide

Fictieopdracht

- poster
- filmpje
- mondeling
- presentatie
- eigen idee
Opdracht inleveren / presenteren op 10 of 16 oktober

Slide 4 - Slide

vertelperspectieven
bespreken huiswerkopdracht

Slide 5 - Slide

Wat hebben we tot nu toe behandeld bij fictie?
- opbouwschema
- genres
- beeldspraak
- stijlfiguren
- personages
- vertelperspectief
- spanning
- beoordelingswoorden
- verteltijd/chronologisch/niet-chronologisch

Slide 6 - Slide

Wat hebben we tot nu toe behandeld bij fictie?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Tijd
- tijd waarin het verhaal zich afspeelt
- vertelde tijd 
- verteltijd
- chronologisch verhaal
        - terugverwijzing
        - vooruitwijzing
- niet-chronologisch verhaal
        - flashbacks

Slide 9 - Slide

  1. Martin heeft op straat een aanvaring met Rik, die tegen zijn autospiegel heeft getrapt.
  2. Rik krijgt iets naar zijn hoofd gegooid vanuit een rijdende auto. Boos rent hij de auto achterna.
  3. Rik gooit een steen van het viaduct
  4. Martin verklaart in het café de liefde aan een vrouw. Hij geeft haar een cadeau, maar wordt afgewezen
  5. Er is ruzie in het gezin van Rik. Er wordt gescholden.
  6. Mirna gaat naar de kapper
  7. Mirna stapt bij Martin in de auto

Slide 10 - Slide

  1. Er is ruzie in het gezin van Rik. Er wordt gescholden.
  2. Martin verklaart in het café de liefde aan een vrouw. Hij geeft haar een cadeau, maar wordt afgewezen.
  3. Martin heeft op straat een aanvaring met Rik, die tegen zijn autospiegel heeft getrapt.
  4. Mirna gaat naar de kapper.
  5. Mirna stapt bij Martin in de auto
  6. Rik krijgt iets naar zijn hoofd gegooid vanuit een rijdende auto. Boos rent hij de auto achterna.
  7. Rik gooit een steen van het viaduct.

Slide 11 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Maak opdracht 6, bladzijde 87.
timer
7:00

Slide 12 - Slide

Lees nu de theorie op pagina 88.

Slide 13 - Slide

Lees nu de theorie op pagina 88.
Klaar? Ruil je antwoorden met die van degene naast je en controleer elkaars werk. Bespreek de verschillen.

Slide 14 - Slide