Presenteren

Presenteren.... kun je leren!
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Presenteren.... kun je leren!

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je weet hoe je een presentatie opbouwt.
Je kunt een presentatie maken in PowerPoint/ Prezi

Slide 2 - Slide

Ik vind presenteren spannend!
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Opbouw presentatie

• Inleiding
Je introduceert je onderwerp; waar gaat je presentatie over, waarom heb je voor dit onderwerp gekozen? Vertel hoe presentatie is opgebouwd
Kern
Je geeft informatie over je onderwerp. Behandel deelonderwerpen in logische volgorde. Gebruik signaalwoorden zoals: eerst, daarna en vervolgens om verbanden te leggen.
• Slot
Je vat je presentatie kort samen, je trekt een conclusie en/of je stelt het publiek een vraag. Sluit af met iets opvallends . Vervolgens geef je het publiek de mogelijkheid om vragen te stellen. Bedank het publiek

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Voorbereiding
Waarover gaat de presentatie (lees de opdracht goed door)
Denk aan de 5 W-vragen (wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom?) en H-vraag (Hoe?)
Zoek van tevoren informatie op en selecteer je informatie conform de opdracht.
Hulpmiddelen (Powerpoint/Prezi; spiekbriefje; laptop; beamer etc.)

Slide 6 - Slide

Waar word je op beoordeeld?
De presentatie wordt beoordeeld op:
- inhoud en samenhang
- afstemming doel
- afstemming publiek
- woordenschat en woordgebruik
- vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
Let ook op de tijd!

Slide 7 - Slide

Tips aantrekkelijk spreken
* Maak je publiek nieuwsgierig. Open je presentatie met iets grappigs/ opvallends
* Sta rechtop. Handen niet in je zakken! Sta stevig op de grond.
* Kijk je publiek aan
* Spreek duidelijk, rustig en verstaanbaar
* Gebruik een powerpoint
* Sluit je presentatie af  met iets opvallends/ leuks (uitsmijter)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Tips voor non-verbale communicatie
* Wees enthousiast en betrokken (een glimlach op je gezicht doet geen kwaad).
* Kijk je publiek regelmatig aan (maak oogcontact).
* Ondersteun je woorden met gebaren (maar die moeten wel bij je passen).
* Sta rechtop (ga niet ergens tegen leunen; houd je handen uit je zak; handen niet over elkaar).
* Reageer op reacties (wacht bijvoorbeeld tot het weer stil is na gelach of onrust)

Slide 10 - Slide

Waarover heb je nog vragen?

Slide 11 - Mind map