Migratie heeft twee hoofdvormen:
binnenlandse en
buitenlandse migratie. Bij binnenlandse migratie verhuis je binnen een land, van de ene naar de andere gemeente. Bij
emigratie verlaat je het land waar je woont. Bij
immigratie kom je een nieuw land binnen.
● Mensen hebben verschillende redenen om te verhuizen.
● Redenen om te vertrekken noem je pushfactoren/afstotingsfactoren. Push= duwen. Twee voorbeelden zijn armoede en werkloosheid.
● Pullfactoren (pull = trekken)/ aantrekkingsfactoren zijn redenen die een ander gebied aantrekkelijk maken. Een belangrijke pullfactor is werk.