What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Chapitre 5 werkwoorden op -er en voorzetsels
Chapitre 5
révise passé composé
werkwoorden op -re
voorzetsels bij landen en plaatsen
uitleg over de les
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Chapitre 5
révise passé composé
werkwoorden op -re
voorzetsels bij landen en plaatsen
uitleg over de les
Slide 1 - Slide
HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD
LE PASSÉ COMPOSÉ
J'
ai
mangé
une pizza.
Tu
as fait
du foot hier?
Nous
avons été
au Maroc.
Le passé composé is een werkwoordstijd wat aangeeft dat iets
in het verleden is gebeurd.
Slide 2 - Slide
hoe maak je de passé composé
Die maak je door de laatste -r weg te halen en een accent op de laatste -é te zetten
parler wordt dan parlé
Slide 3 - Slide
let op
je hebt wel een hulpwerkwoord nodig:
ik heb gegeten
ik ben geweest
DUS HEBBEN OF ZIJN
Slide 4 - Slide
Hulpwerkwoorden
In het Frans gebruik je in de meeste gevallen het hulpwerkwoord
avoir (hebben)
.
Ik
heb
gehuurd
= j'
ai loué
un appartement.
MAAR soms gebruik je het werkwoord
être (zijn)
.
Ik
ben gegaan
= je
suis allé
Slide 5 - Slide
Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, doe je dat in het Nederlands ook.
Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord
hebben
gebruikt, doe je dat in het Frans ook.
Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord
zijn
gebruikt, doe je dat in het Frans ook.
Jij
hebt
gegeten
Tu
as
mangé
Ik
ben
gegaan
Tu
es
allé
Slide 6 - Slide
UITZONDERING!
Als je
être
in de
passé composé
(v.v.t) wilt zetten, dan gebruik je het hulpwerkwoord
avoir
.
Ik ben in Marokko = Je suis au Maroc.
Ik
ben
in Marokko
geweest
= j'
ai été
au Maroc.
Slide 7 - Slide
verder nog belangrijk
De regel is, -r eraf en accent op é, maar
Het voltooid deelwoord van
hebben =eu, j'ai eu
doen of maken= fait, j'ai fait
Slide 8 - Slide
Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord avoir ?
A
rester
B
aller
C
regarder
D
entrer
Slide 9 - Quiz
belangrijk
Als être als hulpwerkwoord wordt gebruikt, dan krijg je bij een vrouwelijk onderwerp, een extra -e of -s achter het voltooid deelwoord: elle est allé
e
ils sont allé
s
elles sont allé
es
Slide 10 - Slide
Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
est regarder
C
est regardé
D
est regardée
Slide 11 - Quiz
Elles... (parler)
(passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
ont parlées
Slide 12 - Quiz
Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait
Slide 13 - Quiz
wij zijn gegaan
A
nous sommes allé
B
nous sommes allés
Slide 14 - Quiz
de meisjes zijn gegaan
A
les filles sont allé
B
les filles sont allée
C
les filles sont allées
Slide 15 - Quiz
Les verbes -re
In onderdeel G, blz 67 staan de werkwoorden op -re uitgelegd
répondre( antwoorden), entendre (horen), rendre (teruggeven),
perdre (verliezen), vendre (verkopen), attendre (wachten)
Uit de hoofd leren!
Slide 16 - Slide
présent
je répond
s
tu répond
s
il répond
nous répond
ons
vous répond
ez
ils répond
ent
Slide 17 - Slide
passé composé
j'ai répond
u
tu as répondu
il a répondu
nous avond répondu
vous avez répondu
ils ont répondu
Slide 18 - Slide
vertaal: hij heeft geantwoord (répondre)
A
il a répondre
B
il a répondu
Slide 19 - Quiz
vertaal: wij hebben verkocht (vendre)
A
vous avez vendu
B
nous avons vendre
C
nous avons vendu
Slide 20 - Quiz
jullie hebben gewacht
A
vous avez perdu
B
vous avez rendu
C
vous avez attendu
D
vous avez répondu
Slide 21 - Quiz
Voorzetsels landen en plaatsen
Slide 22 - Slide
Résumé
À
= dorp en steden
En
= continenten en vr. landen
Au
= mannelijke landen
Aux
= Landen meervoud
toelichting
Slide 23 - Slide
Ma soeur et moi, nous sommes __________ Madrid
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 24 - Quiz
Pierre habite __________ Italie
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 25 - Quiz
Marie et Sophie sont allées __________ Seychelles
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 26 - Quiz
Nous sommes __________ Rome
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 27 - Quiz
Pierre et Marie habitent __________ Portugal
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 28 - Quiz
Noa habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 29 - Quiz
Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 30 - Quiz
Je vais demain.......Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 31 - Quiz
Tu habites......Lille
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 32 - Quiz
Huiswerk
maken oefeningen 27 en 32 en 33
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Chapitre 5 Passé Composé en Voorzetsels bij landen en plaatsen/ mavo2
April 2021
- Lesson with
40 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Klas 3 - CH3 - D Grammaire; Le passé composé
February 2024
- Lesson with
39 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2M Chapitre 5 Passé Composé en Voorzetsels landennamen
June 2020
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
3HV Grammaire chapitre 3 GL
June 2024
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
passé composé 2b mavo hst 5 c
April 2021
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
TV2H: Herhaling Passé Composé en Voorzetsels landennamen
October 2021
- Lesson with
41 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Workshop passé composé
October 2024
- Lesson with
23 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
V2 Passé composé (être)
September 2023
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2