Middeleeuwen: kunstenaar is alleskunner (vervaardigt allerlei gebruiksvoorwerpen)
15e eeuw en ‘Gouden Eeuw’ (17e eeuw): levendige handel in schilderijen, aankleding gebouwen
KUNST EN GELD DOOR DE EEUWEN HEEN
Slide 15 - Slide
kunstenaars en de kunstmarkt
autonoom
ontwerper/architect
cultureel ondernemers
merchandise
ambachtsman
mensen in dienst
armoede
succesvol
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
19e eeuw:
kunst om de kunst
(kunst heeft geen ander doel, zoals een gebruiksfunctie of een politieke boodschap uitdragen)
decoratieve, toegepaste kunst wordt als minderwaardig gezien
Nu:
kunstenaars op uiteenlopende terreinen actief (net als in de middeleeuwen)
geld verdienen met de verkoop van schilderijen, beelden of foto’s valt niet mee
Slide 18 - Slide
omgeving van de kunstenaar
kunstenaars atelier
kunstenaarskolonie
ateliers vandaag de dag
Slide 19 - Slide
Het kunstenaarsatelier: werkplaats Schetsen en uitwerken, zelf en/of door anderen
Inspiratie (bijv. door de inrichting)
Tentoonstellingsruimte
(Mogelijke) klanten ontvangen
Plek om zich te (laten) portretteren
Collega’s ontvangen
Feesten
Verblijfplaats
Opslag
Ateliers rond 1900
Ateliers vandaag de dag
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
leven van kunstenaar als kunstwerk
kunstenaars vaak ‘publieke persoonlijkheid
Slide 22 - Slide
Mechelle Bounpraseuth
Voedsel dat ze als kind at.
Slide 23 - Slide
Tracy Emin
maakt heel persoonlijke kunst, autobiografisch. Ze gebruikt altijd gebeurtenissen uit haar eigen leven.
Slide 24 - Slide
Gilbert en George: zijn kunstwerk zelf
Slide 25 - Slide
4. Vooronderzoek materiaal
Maak voldoende proefjes met materiaal en techniek
5. Als je alle mogelijkheden hebt onderzocht en je weet precies wat je wilt maken dan kun je beginnen aan je eindwerk. Vergeet niet regelmatig je werk te bespreken met je docent.
6. Beschrijf je ideevorming. Reflecteer op je schetsen en je eindwerk ( let op bij de beschrijving op de beeldaspecten!)
Slide 26 - Slide
Wat lever je in:
1. Voorblad
2. Vooronderzoek/ideevorming
Je moet een duidelijke ideevorming hebben: oriëntatie m.b.v. plaatjes, schetsen, woorden, associaties, kleuren, etc. Geef dit in ieder geval vorm in een mindmap en een moodboard.
3. Je moet een goede schetsfase hebben; opties onderzoeken. (Composities)Maak minimaal 5 schetsen. Reflecteer op schetsen