Les 1 per 3 sociale en recreatieve activiteiten

Les 1  sociale en recreatieve activiteiten



Activiteiten met peuters en kleuters
1 / 32
next
Slide 1: Slide
sociale en recreatieve activiteitenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Les 1  sociale en recreatieve activiteiten



Activiteiten met peuters en kleuters

Slide 1 - Slide

Hoe staat het met het gezichtsvermogen van een baby? Een baby..
A
ziet geen verschil tussen licht en donker
B
ziet slecht kleurverschil
C
ziet goed verschil tussen kleuren
D
heeft nog nooit het gezicht van moeder gezien

Slide 2 - Quiz

De babyfase:
Wat is een voorbeeld van een grove motoriek bij de baby?
A
tekenen
B
schrijven
C
lepel naar de mond brengen
D
kruipen

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen
  1. Aan het eind van de les kan je benoemen welke activiteiten je kan doen met peuters en kleuters!
  2. Jij kunt de cognitieve (denk vermogen), sociale vaardigheden van peuters en kleuters benoemen en onderscheiden van elkaar! 
  3. Je kunt op een respectvolle manier communiceren over onderwerpen dat over sociaal recreatieve activiteiten (osract) gaan. 
  4. Jij kunt je proactief opstellen tijdens de les!
 

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen?
* stellingen/ discussiëren  
* theorie over peuters en kleuters
* filmpjes kijken met vragen
* quizvragen 

Slide 5 - Slide

groepjes van 4 vormen
Discussie oefening (is een beoordeling op je communicatie vaardigheden) 
Regels: Elkaar laten uitpraten, respect hebben naar elkaars argumenten.  

- per stelling 3 minuten overleggen (in stilte)
- aantekeningen maken wat je wilt zeggen als groepje en dit na elk stelling inleveren! 
- elk groepje verzint zelf zijn eigen argumenten
- zoveel mogelijk tegen- of voor- argumenten bedenken
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Stelling 1: 
De activiteitenbegeleider wilt dat kinderen zich kunnen vermaken en nieuwe dingen kunnen leren. Kinderen in de kinderopvang zijn druk en de begeleider laat ze een video zien, waardoor ze zich wat rustiger gedragen. In de teamvergadering praten ze over of deze aanpak goed is voor de kinderen. Activiteiten begeleider hoort goed in te schatten waardoor een activiteit belangrijk is voor de peuters/ kleuters. 

- Stelling: Beeldende activiteiten stimuleren de motoriek (lichamelijke beweging) en zorgen ervoor dat kinderen nieuwe dingen ontdekken.  

Slide 7 - Slide

Stelling 2: 
De activiteiten begeleider stimuleert de kinderen om zoveel mogelijk activiteiten zelfstandig uit te voeren. Dit houdt in dat ze de kinderen ook blootstelt aan risico’s. Hierdoor krijgt het kind de kans om te leren. De activiteitenbegeleider moet wel kunnen inschatten wat een kind wel en niet kan, welk risico genomen kan worden en welk risico te groot is voor het kind en voor anderen.

- Stelling: Een kind leert door vallen en opstaan. Dit betekent dat je het kind moet blootstellen aan risico’s.

Slide 8 - Slide

Begeleiding en activiteiten per doelgroep
Doelgroepen (levensfasen):
1. baby's
2. peuters
3. kleuters
4. schoolkinderen
5. jongeren
6. volwassenen
7. ouderen

Slide 9 - Slide

Begeleiden van peuters bij activiteiten
  • Fantasie en sfeer
  • Zorg voor rust en pauzemomenten
  • Stimuleren van vaardigheden
  • Gebruik maken van toon, stem, houding

Slide 10 - Slide

Twee filmpjes voor peuters
Bekijk de filmpjes.
Welk filmpje vind je meer geschikt voor peuters en waarom?

Op welk moment zou je het ene filmpje inzetten en op welk moment het andere?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Welk filmpje heeft jouw voorkeur en waarom?

Slide 14 - Open question

Voor welk moment zou je filmpje 1 gebruiken?

Slide 15 - Open question

Voor welk moment zou je filmpje 2 gebruiken?

Slide 16 - Open question






Begeleiden van activiteiten

Slide 17 - Slide

Kenmerken kleuter:4 tot 6 jaar (groep 1 en 2 basisonderwijs)
• Kunnen meer samenwerken
• Imiteren en herhaling in stappen
• Meer structuur
• Coördinatie oefenen
• Grove en fijne motoriek oefenen 
• (moeder hoe laat is het, liedjes zoals Superman, warm/koud, 7 sprong)

Slide 18 - Slide

Hoe kun je het jonge schoolkind  begeleiden bij activiteiten ?
* Geduld en enthousiasme
* Kleine groepjes en afwisselende activiteiten van korte duur
* Structuur en duidelijkheid
* Regelmaat
* Fantasie en afwisseling

Slide 19 - Slide

Waar staan de 3 r's voor in de verzorging van de baby
A
rust, reinheid en regelmaat
B
rochelen, rusten en rammelaar
C
rammelaar, raden en rusten
D
regelen, rochelen en rammelaar

Slide 20 - Quiz

Waarom noemen ze de peuterfase ook wel de koppigheidsfase?
A
omdat kleine kinderen vaak een groot hoofd hebben
B
omdat peuters vaak koppig zijn
C
zowel A als B is fout
D
zowel A als B is goed

Slide 21 - Quiz

Vadertje en moedertje spelen is vooral geschikt voor
A
baby's
B
kleuters
C
het oudere schoolkind
D
tieners

Slide 22 - Quiz

De peuter krijgt langzamerhand een ik-besef. Wat bedoelen we hiermee?
A
Hij is in staat meer verantwoordelijkheid te nemen
B
Hij ontdekt dat hij een onafhankelijk persoontje is
C
Kan beter oorzaak en gevolg van elkaar onderscheiden
D
Dat de peuter minder egocentrisch aan het worden is

Slide 23 - Quiz

Als je over een kleuter spreekt, heb je het over een kind van welke leeftijd?
A
3 tot 6 jaar
B
3 tot 7 jaar
C
4 tot 6 jaar
D
6 tot 7 jaar

Slide 24 - Quiz

Een klein kind kan op verschillende manieren dingen leren.
Welke drie wijzen zijn dit?
A
Ervaringsleren, zoekend leren en vragend leren
B
Herhalingsleren vragend leren en ervaringsleren
C
Ervaringsleren, herhalingsleren en imiterend leren
D
Vragend leren zoekend leren en imiterend leren

Slide 25 - Quiz

Welke uitspraak over het beweeggedrag van kleuters is JUIST?
A
Een kleuter kan nog niet op beide voeten hinkelen
B
Een kleuter beweegt erg graag, maar is wel snel moe en heeft nog weinig kracht
C
Een kleuter heeft bij het fietsen nog zijwieltjes ter ondersteuning nodig
D
Een kleuter valt nog vaak en leert in deze fase het klimmen/klauteren

Slide 26 - Quiz

Huiswerk
Lezen
38.1 Begeleiding en activiteiten per doelgroep
39.1 Baby’s (0 tot 18 maanden)
40. Peuters (1 ½ tot 4 jaar)
41.1 Kleuters (vier tot zes jaar)
Maken
53. Spelmateriaal gericht op zien, horen en voelen
54. Ontwikkelen van motoriek
55. “Help mijn kind kan niet tegen zijn verlies”.

Slide 27 - Slide

Eindopdracht activiteitenplan en uitvoeren
  1. Lees in je boek van Boom 24.1 Werken met een activiteitenplan
  2. Download het formulier werkmodel activiteitenplan van opdracht 32 
  3. Kies een doelgroep waarmee je 2 activiteiten wil doen
  4. Maak voor deze twee activiteiten een activiteitenplan volgens het werkmodel van opdracht 32
  5. Tijdens de toetsweek ga je  een van deze twee activiteiten uitvoeren met je klas (groepje van 9)
  6. Cijfer: 50% activiteitenplan, 50% uitvoering tijdens de toetsweek
  7. Je mag in tweetallen werken

Slide 28 - Slide

koppeling werkmodel activiteitenplan, opdracht 32
https://digitaal.boomonderwijs.nl/api/nl/library/get.json?dpsid=2019-9ecf3579-44d5-453f-bf20-477564484b70--Werkmodel-Activiteitenplan.docx

Slide 29 - Slide

Voorbeeld activiteitenplan
Naam   Ballenregen
Datum en tijdstip   Maandag 5 september om 14.00 uur
Doelgroep    6 t/m 12 jaar
Doelstelling   Recreatief/samenwerken
Organisatie   Zie volgende dia. Maak een tekening van hoe je de ruimte inricht







Slide 30 - Slide

vervolg voorbeeld Organisatie

Slide 31 - Slide

Vervolg voorbeeld activiteitenplan
Materiaal/hulpmiddelen    Mand Tennisballen
Uitleg
- Alle tennisballen in de mand.
- De spelleider gooit de ballen een voor een weg.
- De deelnemers mogen de ballen een voor een teruggooien in de mand.
- Wedstrijd: wie krijgt de mand het eerst leeg en wie kan dat voorkomen?

Begeleiding/Regels/Aandachtspunten
- ballen niet vanaf een grote afstand gooien
- opletten dat je niet botst.



Slide 32 - Slide