Tegenstellingen

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 6

Tegenstellingen

Doel van de les

- Jullie weten wat tegenstellingen zijn. 

- Jullie kunnen aan het eind van de les 6 verschillende tegenstellingen benoemen. 

Tegenstellingen

Wat is de tegenstelling van groot?

1. dun
2. dik
3. klein
4. mooi

Wat is de tegenstelling van binnen?

1. school
2. koud
3. zwart
4. buiten

Wat is de tegenstelling van boven?

1. hoog
2. onder
3. buiten
4. beneden

Wat is de tegenstelling van snel?

1. langzaam
2. lopen
3. sneller
4. warm

Wat is de tegenstelling van duur?

1. klein
2. goedkoop
3. duurder
4. rijk

Wat is de tegenstelling van rijk?

1. arm
2. lang
3. binnen
4. duur

Wat is de tegenstelling van heel?

1. dicht
2. langzaam
3. kapot
4. lelijk

Wat is de tegenstelling van licht?
(2 zijn goed)

1. laag
2. zwaar
3. donker
4. kapot

Wat is de tegenstelling van oost?

1. west
2. noord
3. zuid
4. oost

Wat is de tegenstelling van zuid?

1. west
2. oost
3. zuid
4. noord

Wat is de tegenstelling van vol?

1. laag
2. leeg
3. beneden
4. zwaar

Wat is de tegenstelling van zacht?

1. hard
2. open
3. donker
4. aan

Wat is de tegenstelling van groot?

Wat is de tegenstelling van binnen?

Wat is de tegenstelling van vies?

Opdracht tegenstellingen

Je doet de opdracht in tweetallen. 

- overleg met elkaar

- werk goed en rustig samen

Klaar?

Extra opdracht

Evaluatie

* Hoe ging het?

* Wat vonden jullie van de les?

* Hoe ging het samenwerken?
* Wat vond je leuk of minder leuk?