,

DEF@ctO | VO2 | les 21 | deel 1 | luisteren

Nieuw logo
VO 2
les 21 deel 1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsLuisteren+1Middelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Introduction

Doel: Ik kan informatie uit een luisterfragment halen en hierover praten.

Instructions

De lesstof van les 21 & 22 zijn onder andere gebaseerd op les 11 van Vlot Nederlands
Thema: de fiets (fietspaden, fietsetiquette, geschiedenis van de fiets)

De les begint met een video van Het Klokhuis: Waarom fietsen Nederlanders zo veel?
Daarna praten de leerlingen in tweetallen over hun ervaringen met fietsen [in Nederland]. Ze mogen elkaar vragen stellen. Ieder moet 2 minuten volpraten.

Daarna start de luistertekst. In de dialoog horen ze Hadian en Sietske. Zij zijn collega's. Sietske komt elke dag, weer of geen weer, met de fiets naar het werk. Hadian snapt daar niets van.
Bij de tekst horen weer luistervragen en leesvragen,

Er worden 3 uitdrukkingen met ‘haren’ aangeleerd – geen oefening in NUMO, maar wel een opdracht in het boek [pagina 151] waar uitdrukkingen van vorige lessen worden herhaald.

Het volgende deel van deze les gaat over ‘fietsen in Nederland’.
Eerst maken de leerlingen samen een woordweb. Ze kijken naar een video waarin een fietsendief op heterdaad wordt betrapt.
Afsluitend geef je een luisteropdracht: - deze is verwerkt in de les van LessonUp
1 Vertel dat ze naar een korte tekst gaan luisteren.
2 Verdeel de groep in twee- of drietallen. Vertel dat u de tekst twee keer gaat voorlezen. / 2x afspeelt. De eerste keer mogen de deelnemers alleen maar luisteren, de tweede keer mogen ze aantekeningen maken. U leest in een normaal tempo voor en herhaalt niets. Na twee keer stopt u (écht!) met voorlezen. Daarna proberen de groepjes om samen de tekst te reconstrueren. Eén persoon schrijft. De tekst moet inhoudelijk en grammaticaal kloppen, maar hoeft geen exacte kopie te zijn.
3 Loop pas tegen het eind rond en suggereer verbeteringen.
4 Deel tot slot kopieën van de oorspronkelijke tekst uit en laat de deelnemers hun eigen tekst nakijken.

Variatie:
Iedereen wacht buiten het lokaal. Eerste leerling komt binnen en luistert naar de tekst die u voorleest. Dan komt leerling 2 binnen. Leerling 1 vertelt zo nauwkeurig mogelijk de tekst na. En zo gaat het door, totdat de 4e of 5e leerling is geweest. De laatste leerling vertelt het verhaal weer aan u. In het oorspronkelijke verhaal heeft u een aantal kernwoorden gemarkeerd. Komen deze woorden nog terug in het verhaal van de laatste leerling?

De gestolen fiets
Een 35-jarige vrouw uit Haarlem postte in de herfst van 2015 op Facebook een bericht over haar gestolen fiets, dat meer dan vijftienduizend keer werd gedeeld.
De vrouw was een alleenstaande moeder. Ze was erg boos toen haar fiets gestolen werd, vooral omdat de fiets haar enige vervoermiddel was. Ze voelde zich erg gefrustreerd en schreef op Facebook een stukje over de diefstal van haar fiets.
Duizenden mensen reageerden. Allemaal wilden ze de vrouw en haar dochtertje helpen. Sommigen boden een tweedehands fiets aan. Anderen gaven geld voor een nieuwe fiets.
Uiteindelijk kreeg de vrouw van een bedrijf een nieuwe fiets met een kinderzitje.
De Haarlemse was heel blij dat zo veel mensen met haar meeleefden. Het geld dat ze had gekregen, heeft ze aan een goed doel gegeven.

Instructions

Items in this lesson

Nieuw logo
VO 2
les 21 deel 1

Slide 1 - Slide

Bezoek ook eens onze website
Les 21 deel 1
Doel: ik kan informatie uit een luisterfragment halen en hierover praten.
Luisteren

Slide 2 - Slide

Bespreek samen met de leerlngen het lesdoel.
Waarom fietsen Nederlanders zo veel?
Bron: https://youtu.be/__TvJ8Thlpc; Het Klokhuis

Slide 3 - Slide

Kijk samen naar de video over waarom Nederlanders zo veel fietsen.
Deze les gaat over 'fietsen'.
Praat in tweetallen over je ervaringen met fietsen [in Nederland]. Je mag elkaar vragen stellen. Ieder moet 2 minuten volpraten. Gebruik de timer. 
timer
2:00

Slide 4 - Slide

Iedereen moet 2 minuten volpraten. Dit is een goede oefening voor de mondelinge examens.

Bron afbeelding.

Je luistert één keer naar het luisterfragment.
Daarna lees je de luistervragen.
Dan luister je nog een keer naar het fragment en maak je aantekeningen terwijl je luistert.
Vervolgens beantwoord je de luistervragen.
Luisteren ...... wat gaan we doen?

Slide 5 - Slide

Uitleg hoe we in stappen het audiofragment gaan aanpakken.

Je kan de luistervragen mondeling in de klas laten beantwoorden. 
Je kan ze ook op de volgende dia's laten beantwoorden. 

Luister één keer naar de dialoog.
In deze dialoog hoor je Hadian en Sietske. Zij zijn collega's. Sietske komt elke dag, weer of geen weer, met de fiets naar het werk. Hadian snapt daar niets van.

Slide 6 - Slide

Luisteren zonder aantekeningen te maken. De volgende dia laat het luisterfragment nogmaals horen. Dan pas worden aantekeningen gemaakt.
Luistervragen
  
1 Hoe gaat Sietske naar haar werk?
2 Hoe ver woont ze van haar werk?
3 Wat bedoelt Hadian met Petje af?
4 Welke vijf voordelen (=positieve aspecten) van het fietsen noemt Sietske?
5 Sietske had vaak last van tegenwind.
Welke oplossing heeft ze gevonden voor dit probleem?
6 Wat doet Sietske als het regent?
7 Wanneer neemt Sietske wel eens de auto om naar haar werk te gaan?
Lees nu de luistervragen hieronder. Maak een aantekeningenblaadje klaar.
Vervolgens luister je nog een keer naar het fragment en beantwoord je de vragen op de volgende dia's.

Slide 7 - Slide

Luistervragen. De leerlingen luisteren nog een keer naar het fragment. Ze maken aantekeningen. Voorafgaand laat je ze een aantekeningenblaadje klaarmaken om gericht steekwoorden op te schrijven tijdens het luisteren. 
De vragen komen hierna op de volgende dia's.

Antwoorden
1 op/met de fiets,
2 ongeveer 15 kilometer,
3 Hij geeft Sietske een compliment, want hij vindt het knap van Sietske dat ze helemaal op de fiets komt.
4 Ze voelt zich vrij, ze hoeft zich niet te haasten, ze voelt geen stress, de route is mooi en ze heeft geen last van auto’s.
5 Ze heeft een elektrische fiets gekocht.
6 Dan doet ze een regenpak aan.
7 Heel soms, bijvoorbeeld tussen Kerst en Oudjaar

bron: ‘Vlot Nederlands’ van Fros van der Maden (Edutekst 2018/2019). p. 140

Hoe gaat Sietske naar haar werk? 
A
met de fiets
B
met de bus
C
met de auto
D
met de trein

Slide 8 - Quiz

Antwoord: A met de fiets

Hoe ver woont ze van haar werk?
A
ongeveer 30 kilometer
B
ongeveer 15 kilometer
C
ongeveer 5 kilometer
D
ongeveer 15 meter

Slide 9 - Quiz

Antwoord: B ongeveer 15 kilometer.

Wat bedoelt Hadian met Petje af? 

Slide 10 - Open question

Antwoord: hij geeft Sietske een compliment, want hij vindt het knap van Sietske dat ze helemaal op de fiets komt. 

Welke vijf voordelen (=positieve aspecten) van het fietsen noemt Sietske?

Slide 11 - Open question

Antwoord: ze voelt zich vrij, ze hoeft zich niet te haasten, ze voelt geen stress, de route is mooi en ze heeft geen last van auto’s. 

Sietske had vaak last van tegenwind.
Welke oplossing heeft ze gevonden voor dit probleem?

Slide 12 - Open question

Antwoord: ze heeft een elektrische fiets gekocht. 

Wat doet Sietske als het regent? 
A
Dan gaat ze te voet.
B
Dan gaat ze met de auto.
C
Dan trekt ze een regenpak aan.
D
Dan gaat ze niet.

Slide 13 - Quiz

Antwoord: C Dan trekt ze een regenpak aan.

Wanneer neemt Sietske wel eens de auto om naar haar werk te gaan?

Slide 14 - Open question

Antwoord: heel soms, bijvoorbeeld tussen Kerst en Oudjaar.
1 De titel van de dialoog is een vergelijking. Wat wordt met wat vergeleken? Waarom?
2 Hadian merkt op dat Sietske er lekker fris uitziet. Wanneer gebruik je lekker en wanneer gebruik je leuk?
3 Wat is een file? Waardoor ontstaan files?
4 Wat is wind mee of wind tegen hebben?
5 Omschrijf de betekenis van het woord regenpak.
6 Welk woord zou je kunnen gebruiken in plaats van een steuntje in de rug?
7 Sietske zegt: Soms kruip ik achter het stuur. Wat bedoelt ze?
Kan je nu ook de vragen hieronder beantwoorden?
Je mag de tekst gebruiken.  

Slide 15 - Slide

Eerst ieder voor zich - daarna klassikaal met beurtstokjes'

1 Een fietser wordt vergeleken met een vogel, want ze zijn allebei vrij.
2 Iets wat je kunt proeven, ruiken, zien of voelen kan lekker zijn en iets wat je blij maakt is leuk.
3 Een file is een rij stilstaande auto’s op de weg. Een file kan ontstaan door bijvoorbeeld een ongeluk op de weg of een brug die openstaat.
4 Als je wind mee hebt, beweeg je je voort in dezelfde richting als de wind. De wind ‘duwt’ je. Bij wind tegen waait de wind precies de andere kant op dan waar jij heen gaat. Het kost je veel energie om vooruit te komen.
5 Een regenpak bestaat uit een jas met capuchon en een broek die geen vocht doorlaten, zodat je niet nat wordt tijdens het fietsen.
6 hulpmiddel,
7 Soms ga ik met de auto.

bron: ‘Vlot Nederlands’ van Fros van der Maden (Edutekst 2018/2019). p. 141.

Uitdrukkingen .................... haren
geen haar beter
Hij zegt dat hij erg netjes is. Maar hij is net zo slordig als zijn broer. Hij is geen haar beter dan zijn broer.

het scheelde maar een haartje
Pas op het laatste moment zag hij de vrachtwagen. Hij remde onmiddellijk. Het scheelde maar een haartje of hij had een aanrijding gehad.

elkaar in de haren zitten
Ze hebben altijd ruzie. Ze zitten elkaar de hele dag door in de haren.

Slide 16 - Slide

Leer de uitdrukkingen met 'haren'.

bron: ‘Vlot Nederlands’ van Fros van der Maden (Edutekst 2018/2019). p. 151.
Ken jij de uitdrukkingen nog? 

Slide 17 - Slide

Uitdrukkingen uit vorige lessen worden herhaald - Wordwall.

Hoeveel uitdrukkingen had je gevonden?
09

Slide 18 - Poll

This item has no instructions

fietsen in Nederland

Slide 19 - Mind map

De leerlingen schrijven woorden rond dit thema.
Bron afbeelding.

Fietsendief op heterdaad betrapt.
Bron: https://youtu.be/GJfHo1CR4bE; Politie #PRO247 

Slide 20 - Slide

Kijk samen naar de video over een fietsendiefstal.


Je luistert twee keer naar een korte tekst. 
De eerste keer mogen jullie alleen maar luisteren, de tweede keer mogen jullie ook aantekeningen maken. 

Daarna probeer je om in tweetallen samen de tekst te reconstrueren. Eén persoon schrijft. De tekst moet inhoudelijk en grammaticaal kloppen, maar hoeft geen exacte kopie te zijn.
goed luisteren..............

Slide 21 - Slide

Deel een kopie van de tekst uit (zie bijlage) - leerlingen kijken hun tekst na.
Variatie: 1 leerling luistert en vertelt zo exact mogelijk het verhaal aan leerling 2. leerling 2 schrijft op wat hij heeft gehoord.
Variatie 2:  markeer een aatal woorden in de tekst.  leerling luistert en vertelt zo exact mogelijk het verhaal aan leerling 2. leerling 2 noemt kernwoorden. Hoeveel van de gemarkeerde woorden worden genoemd? 
Meer oefenen en herhalen?
Bestel hier 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Tot de volgende keer
bronnen:
naar: ‘Vlot Nederlands’ van Fros van der Maden (Edutekst 2018/2019)




Slide 23 - Slide

Bezoek ook onze website: