Paragraaf 8.1 Het werkt

Hoofdstuk 8: Je lichaam werkt
Paragraaf 8.1 Het werkt
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 8: Je lichaam werkt
Paragraaf 8.1 Het werkt

Slide 1 - Slide

Van klein naar groot

Slide 2 - Slide

Wat is de juiste volgorde van klein naar groot van de volgende onderdelen.
1. cel
2. orgaan
3. weefsel
4. orgaanstelsel
5. organisme

A
5-4-2-3-1
B
1-2-4-3-5
C
5-3-2-4-1
D
1-3-2-4-5

Slide 3 - Quiz

Hoeveel verschillende soorten cellen zitten er in je lichaam?
A
5
B
15
C
50
D
Meer dan 100

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Mitochondria worden de energiefabrieken van de menselijke cel genoemd. In welke soort cellen zullen er heel veel mitochondria aanwezig zijn? Leg je antwoord uit (2p)

Slide 6 - Open question

Veel jongeren die naar de sportschool gaan nemen vaak eerst een eiwitshake. Welke celorganellen zullen daarin veel aanwezig zijn?
A
Mitochondria
B
Celkernen
C
Endoplasmatisch reticulum
D
Ribosomon

Slide 7 - Quiz

Geef een voorbeeld van hoe twee of meer orgaanstelsels samenwerken

Slide 8 - Open question

Behalve bewegen, waar heeft je lichaam nog meer energie voor nodig ?

Slide 9 - Open question

Verbranding van glucose
Door glucose te verbranden ontstaat energie

Dit gebeurt in alle cellen in je lichaam!

Alleen is in de ene cel meer energie nodig dan in de andere

Slide 10 - Slide

Samenwerken
Hoe komen spieren aan energie ?

Verbranding:
Glucose + zuurstof = 
energie + koolstofdioxide + water

Slide 11 - Slide

Via welke 3 orgaanstelsels komt een spier aan glucose en zuurstof?

Slide 12 - Open question

Bij de vorming van energie komt er water en koolstofdioxide vrij. Hoe raakt je lichaam deze twee stoffen kwijt?

Slide 13 - Open question

Afvalstoffen
Je ademt koolstofdioxide uit

Je verliest water door je adem
Je verliest water door je plas
Je verliest water door je weet

Slide 14 - Slide

Zijn er ook organen waar nooit een tekort aan energie is? Zo ja, welke? (T2)

Slide 15 - Open question

Spierkramp
> Door een tekort aan zuurstof wordt glucose niet goed verbrandt
> Hierdoor ontstaat bij de verbranding van glucose niet koolstofdioxide en water, maar melkzuur
> Deze verbranding van glucose levert minder energie op

Slide 16 - Slide

Wat heb je nodig om glucose te verbranden? (R)
A
Koolstofdioxide
B
Water
C
Energie
D
Zuurstof

Slide 17 - Quiz

Het eerste deel van het schema van verbranding:
glucose + zuurstof ----->
Welk orgaanstelsel zorgt voor deze stof ? (T2)
1) Glucose:
2) Zuurstof:

Slide 18 - Open question

Walvissen kunnen lang onder water blijven. Wanneer de walvis weer bovenkomt ademt hij uit door het spuitgat boven op de kop. Bevat de lucht die door het spuitgat wordt uitgeademd meer of minder koolstofdioxide dan de ingeademde lucht? (T2)
A
Minder koolstofdioxide
B
Meer koolstofdioxide

Slide 19 - Quiz

Levert de verbranding van glucose tot melkzuur meer of minder energie op dan de verbranding van glucose tot water en koolstofdioxide? (T1)
A
Meer
B
Minder
C
Is gelijk

Slide 20 - Quiz

Wat is de reden dat glucose soms verbrand wordt tot melkzuur in plaats van tot water een koolstofdioxide? (T1)
A
Tekort aan glucose
B
Tekort aan zuurstof
C
Overschot glucose
D
Overschot zuurstof

Slide 21 - Quiz

Piet is aan het slapen, leg uit waarom de ademhaling van Piet nu heel rustig is.

Slide 22 - Open question