Constante hoek: als punt D aan dezelfde kant van AB ligt als punt C en de hoeken ADB en ACB zijn even groot, dan liggen C en D op dezelfde cirkelboog AB. Als punt C over een cirkelboog AB tussen de punten A en B beweegt, dan verandert de grootte van de omtrekshoek ACB niet.
Thales: als driehoek ABC rechthoekig is in hoek C, dan ligt punt C op een cirkel, waarvan de lijn AB de middellijn is van die cirkel.
Koordenvierhoek: van een koordenvierhoek liggen alle vier de hoekpunten op een cirkel. De overstaande hoeken zijn samen 180 graden.