Een bepaald lidwoord zegt eigenlijk zelf al wat het is: Het bepaalt iets.
Bepaalde lidwoorden in het Nederlands zijn: het en de.
Bijvoorbeeld: De kat is buiten.
Dan heb je het over de kat die je kent en niet over het begrip kat in het algemeen.
Als je het wilt hebben over iets algemeners, dan gebruik je een onbepaald lidwoord.
In het Nederlands 'een'.
Bijvoorbeeld: Een kat loopt buiten.
Dan kan je vragen: Welke kat? Onze kat? De kat van de buren?