V3 ch 3 grammaire C

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Grandes Lignes V3 - chapître 3 - C

1. futur proche - werkwoords tijd om aan te geven wat er in de nabije toekomst gebeurt. 

Léander: "J'ai gagné de l'argent (des thunes), je vais m'acheter une montre". 

Madelief: "Tu vas t' acheter une I-watch?" 

Léander: "Oui, avec mon frère nous allons acheter cette I-watch à la Galerie Lafayette". 

Madelief: "Alors, vous allez dépenser beaucoup d'argent!"

Léander: "Mes parents, ils vont venir aussi. C'est eux qui payent." 

Madelief: " tu vas l'acheter à la Galerie Lafayette à Paris?"

Léander: "oui, en effet."

 

In vet = futur proche: ik GA + HELE WERKWOORD

Madelief: "vous ...............(gaan kopen) une I-watch?

1. irez acheter
2. allez acheter
3. vont achter
4. ont acheté

Werkwoord aller = gaan

Je vais

Tu vas

Il/elle/on va

Nous allons

Vous allez

Ils/elles vont

Ils .....(gaan uitgeven) beaucoup de'argent.

1. vont dépenser
2. va dépenser
3. ont dépensé
4. iront dépenser

Il va gagner beaucoup de thunes.

1. Hij gaat veel poen verdienen.
2. Hij heeft veel poen verdiend.

Il va gagner beaucoup de thunes.

1. futur simple
2. futur proche

Grandes Lignes V3 - chapître 3 - C

1. futur simple - werkwoord tijd om aan te geven wat er in de toekomst (wat verder weg - of in officiëlere taal) gebeurt. 

Dans 3 ans, David passera son bac.

Avec deux amis, ils prendront la voiture de son père.

Ils visiterons en voiture les grandes villes de l'Europe.

David: "nous prendrons la voiture de mon père et nous visiterons Paris, Barcelone, Marseille, Rome, Athène ..."

Ils partiront pour trois mois! C'est super! 

Mais d'abord il faut passer son bac! 

In vet = futur simple

Futur simple - toekomende tijd 

In het Nederlands 'zullen + een heel werkwoord' 

Bijvoorbeeld: Wij zullen een stad bezoeken. 

In het Frans zit zullen in de vorm van het werkwoord bezoeken.

Dus: nous visiterons une ville. 

De vorm = hele werkwoord + uitgang

visiter+uitgang. 

Léander: "J'ai gagné de l'argent (des thunes), je m'achèterai une montre". 

Madelief: "Tu t'achèteras une I-watch?" 

Léander: "Oui, avec mon frère nous irons acheter cette I-watch à la Galerie Lafayette". 

Madelief: "Alors, vous dépenserez beaucoup d'argent!"

Léander: "Mes parents, ils viendront aussi. C'est eux qui payent." 

Madelief: " tu l' achèteras à la Galerie Lafayette à Paris?"

Léander: "oui, en effet."

 

futur simpe

Ik zal ...

J'achèterai = ik zal kopen 

Visiter

je visiterai      - ik zal bezoeken

tu visiteras     - jij zult bezoeken  etc. 

il visitera

nous visiterons

vous visiterez

ils visiteront. 

David et ses amis ..... (zullen bezoeken) les grandes villes de l'Europe.

1. visiter
2. vont visiter
3. ont visité
4. visiteront

David: "nous .....(zullen nemen) la voiture de mon père.

1. prendrons
2. prendrez
3. prenons
4. prenions

Futur proche et futur simple 

Deel 2

le 18 février 2021

Onregelmatige werkwoorden + futur simple

être (zijn) --> SER + uitgang --> je serai (ik zal zijn)

avoir (hebben) --> AUR + uitgang --> J'aurai (ik zal hebben).

faire --> FER + uitgang --> je ferai (ik zal doen, maken)

aller --> IR --> + uitgang --> j'irai (ik zal gaan)

pouvoir --> POURR + uitgang --> je pourrai (ik zal kunnen)

voir --> VERR + uitgang--> je verrai (ik zal zien). 

SER
hoort bij het werkwoord ...

1. avoir
2. être
3. servir
4. faire

IR hoort bij het werkwoord

1. être
2. aller
3. avoir
4. faire

AUR hoort bij het werkwoord ...

1. avoir
2. être
3. aller
4. augmenter

J'aurai

1. Ik zal hebben
2. Ik zal zijn

Nous serons

1. wij zullen zijn
2. wij zullen hebben
3. jullie zullen doen
4. jullie zullen dienen

Hoe zeg je: jullie zullen hebben?

1. nous auront
2. nous avons eu
3. vous aurez
4. nous iront

Hoe zeg je: zij zullen gaan?

1. Ils sont allés
2. Ils auront
3. ils vont
4. Ils iront

Welk rijtje met uitgangen voor de futur simple is goed?
1. ai, as, a, ons, ez, ont
2. ai, ais, a, ons, ez, ent

1. rijtje 1
2. rijtje 2
3. allebei

Hij zal in Frankrijk zijn ... hoe schrijf je dit in het Frans?

wij zullen geld hebben. Hoe schrijft je dit in het Frans.

Ik zal een auto kunnen kopen. Hoe schrijft je dat in het Frans?

Welke tijd hoor je hier?

audio fut 1

Welke tijd hoor je hier?

audio fut 2

aud fut 3

1. Leander gaat een horloge komen.
2. Leander heeft een horloge gekocht.

Wat hoor je hier?

Aud fut 4

1. Leander heeft veel geld uitgegeven.
2. Leander en zijn vrienden gaan veel geld uitgeven.
3. Leander en zijn vrienden hebben veel geld uitgegeven.
4. Leander gaat veel geld uitgeven.

David passera son bac dans 3 ans.

1. David zal zijn eindexamen over drie jaar doen.
2. David heeft zijn examen drie jaar geleden gedaan.

Avec deux amis, ils prendront la voiture de son père pour visiter les grandes villes de l'Europe.

1. David en zijn vrienden zullen de auto van zijn vader nemen.
2. David neemt de auto van zijn vader.
3. Zijn vrienden nemen de auto.
4. Zijn vrienden en hij krijgen de auto van zijn vader.

partir en vacances

prendre le train

visiter les grandes villes d'Europe

Dormir dans des auberges de jeunesse

Rencontrer des jeunes.

Faire des rendonnées en montagne

Faire beau et chaud

Les devoirs

Schrijf een verhaaltje van ca 50 woorden over wat je in de krokusvakantie zult gaan doen. 

Gebruik de toekomende tijd!!! 

Maak een foto en lever in in Google Classroom. 

Je gaat een droom vakantie maken. Je beschrijft aan de hand van de hierna volgende vragen deze vakantie in de FUTUR SIMPLE. 

Je gaat met een vriend of een vriendin. Je schrijft dus vanuit 'wij'. 

Je mag de 'nous' vorm gebruiken of de 'on' vorm. 

Voorbeeld:

Nous partirons en vacances.

On partira en vacances.