This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom bij de oefentoets
ORDENING KLAS 3 vmbo
Slide 1 - Slide
Rijk van de planten
Rijk van de dieren
Rijk van de schimmels
Rijk van de bacteriën
Slide 2 - Drag question
Celkern
Nee
Ja
Ja
Ja
Celwand
Ja
Ja
Nee
Ja
Bladgroen korrels
Nee
Nee
Nee
Ja
Sleep de 4 rijken naar de goede plek in de tabel
Bacteriën
Planten
Schimmels
Dieren
Slide 3 - Drag question
Rijk
Stam
Groep
Slide 4 - Drag question
Een man vindt op het strand een dier met 10 poten. Welk dier is dit?
A
Een konijn.
B
Een kreeft.
C
Een duizendpoot.
D
Een insect.
Slide 5 - Quiz
Wat is een belangrijk kenmerk van bacterien?
A
Ze hebben geen celmembraan
B
Ze hebben geen celwand.
C
Ze hebben geen celkern.
D
Ze hebben een vacuole
Slide 6 - Quiz
Wat weet je van de symmetrie van een spin?
A
Veelzijdig symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch
Slide 7 - Quiz
Om 8 uur zitten er 10 bacteriën in een vaatdoekje. Deze bacteriën delen zich elke 30 minuten. Hoeveel bacteriën zitten er om 12 uur in het vaatdoekje?
Slide 8 - Open question
Welke huidbedekking hoort bij amfibieën?
A
Haren
B
Slijm
C
Schubben
D
huid en slijm
Slide 9 - Quiz
Een vis is koudbloedig. Wat betekent dat?
A
Een vis kan alleen in koud water zwemmen.
B
Een vis is altijd koud.
C
Een vis kan niet tegen warmte.
D
Een vis heeft dezelfde temperatuur als zijn omgeving.
Slide 10 - Quiz
Koud- of warmbloedig?
konijn
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 11 - Quiz
Koud- of warmbloedig?
kikker
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 12 - Quiz
Koud- of warmbloedig?
krokodil
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 13 - Quiz
Koud- of warmbloedig?
merel
A
koudbloedig
B
warmbloedig
Slide 14 - Quiz
In welk(e) milieu(s) kun je weekdieren aantreffen?
A
Alleen in het water.
B
Op het land en in de lucht.
C
Op het land en in het water.
D
Op het land, in de lucht en in het water.
Slide 15 - Quiz
Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?
A
Brood
B
Yoghurt
C
Zuurkool
D
Chocola
Slide 16 - Quiz
Welke skelet heeft dit dier?
A
Inwendig skelet.
B
Uitwendig skelet.
C
Geen skelet.
Slide 17 - Quiz
Streptokokken kunnen infecties veroorzaken. De streptokokkencellen hebben geen celkern, wel een celwand en geen bladgroenkorrels.
Tot welke groep behoren streptokokken?
A
Schimmels
B
Dieren
C
Bacterien
D
Planten
Slide 18 - Quiz
Wat weet je over de voortplanting van een reptiel?
A
Eieren met kalkschaal
B
Eieren met leerachtige schaal
C
Eieren zonder schaal
D
Zonder ei: levendbarend
Slide 19 - Quiz
Waardoor komt voedselvergiftiging in de zomer vaker voor dan in de winter?
A
Schadelijk bacteriën leven beter door zonlicht.
B
Schadelijke bacteriën delen zich sneller door de hitte
C
In de zomer is er meer contact tussen mensen en dus meer verspreiding.
D
In de zomer komen vogelgriep bacteriën vaker voor.
Slide 20 - Quiz
Tot welke stam behoort dit dier: Het is meercellig. Het is veelzijdig symmetrisch. Het leeft in zee. Het heeft een inwendig skelet. De huid is bedekt met puntige stekels.
A
Wormen
B
Sponzen
C
Stekelhuidigen
D
Holtedieren
Slide 21 - Quiz
Wat is GEEN kenmerk van een zoogdier?
A
Haren
B
Levendbarend
C
Kieuwen
D
Warmbloedig
Slide 22 - Quiz
Leg in je eigen woorden uit wanneer een organisme tot een soort behoort.