Maken opdrachten: 1 t/m 7 (blz 81)
Gehoorzintuigen: Neem je geluid mee waar. (trillingen)
Oorschelp: Vangt trillingen op.
Gehoorgang: Trillingen van oorschelp gaan naar de gehoorgang
Trommelvlies: Vlies dat gaat trillen door geluid.
Oorsmeerkliertjes: Maken oorsmeer
Trommelholte: Bevinden zich de gehoorbeentjes.
Gehoorbeentjes: Drie kleine botjes in het oor die zorgen dat venster gaat bewegen.
Trommelholte: Holte waar de gehoorbeentjes liggen.
Slakkenhuis: Door venster gaat vloeistof in slakkenhuis trillen die worden omgezet in impulsen.
Gehoorzenuw: Brengt de impulsen van slakkenhuis naar de hersenen.
Buis van Eustachius: Verbinding tussen het middenoor en de neusholte en keelholte.