H5 B2 (les 2)

Oren
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oren

Slide 1 - Slide

Planning
Nakijken
Leerdoelen
Uitleg
Aan de slag!
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Nakijken blz 86

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt de bouw en functie van het oor benoem aan het einde van de les.

Slide 4 - Slide

Het oor
Gehoorzintuigen: Neem je geluid mee waar. (trillingen)
Oorschelp: Vangt trillingen op.
Gehoorgang: Trillingen van oorschelp gaan naar de gehoorgang

Slide 5 - Slide

Het oor
Trommelvlies: Vlies dat gaat trillen door geluid.
Oorsmeerkliertjes: Maken oorsmeer
Trommelholte: Bevinden zich de gehoorbeentjes.
Gehoorbeentjes: Drie kleine botjes in het oor die zorgen dat venster gaat bewegen.
Trommelholte: Holte waar de gehoorbeentjes liggen.
Slakkenhuis: Door venster gaat vloeistof in slakkenhuis trillen die worden omgezet in impulsen.


Slide 6 - Slide

Het oor
Gehoorzenuw: Brengt de impulsen van slakkenhuis naar de hersenen.

Buis van Eustachius: Verbinding tussen het middenoor en de neusholte en keelholte.

 

Slide 7 - Slide

Maken opdrachten: 1 t/m 7 (blz 81)
Gehoorzintuigen: Neem je geluid mee waar. (trillingen)
Oorschelp: Vangt trillingen op.
Gehoorgang: Trillingen van oorschelp gaan naar de gehoorgang
Trommelvlies: Vlies dat gaat trillen door geluid.
Oorsmeerkliertjes: Maken oorsmeer
Trommelholte: Bevinden zich de gehoorbeentjes.
Gehoorbeentjes: Drie kleine botjes in het oor die zorgen dat venster gaat bewegen.
Trommelholte: Holte waar de gehoorbeentjes liggen.
Slakkenhuis: Door venster gaat vloeistof in slakkenhuis trillen die worden omgezet in impulsen.
Gehoorzenuw: Brengt de impulsen van slakkenhuis naar de hersenen.
Buis van Eustachius: Verbinding tussen het middenoor en de neusholte en keelholte.

Slide 8 - Slide

Ogen

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
-Je kunt de bouw en functie van het oog benoem aan het einde van de les.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Buitenkant van het oog
Harde oogvlies: Buitenste deel van het oog.
Hoornvlies: Het doorzichtige deel van de buitenkant van het oog, waar het licht door naar binnenkomt.
Iris: Gekleurde vlies rondom het pupil van het oog.
Pupil: Opening in de iris waardoor het licht het oog in komt.
Traanklier: Klier die traanvocht produceert.

Slide 16 - Slide

Binnenkant oog
Oogspieren: Spier waarmee je de gewenste richting kan kijken.
Glasachtig lichaam: Doorzichtige deel van het oog dat tussen de lens en het netvlies ligt.
Ooglens: Het onderdeel van het oog achter de iris dat ervoor zorgt dat je zowel dichtbij als ver weg scherp kunt zien.

Slide 17 - Slide

Binnenkant oog
Vaatvlies: Deel van het oog waarin bloedvaten liggen die zorgen voor aanvoer en afvoer van stoffen van het oog.
Netvlies: Vlies aan het binnenkant van het oog, waarop beelden worden gevormd door zintuigcellen.
Oogzenuw: Verbinding tussen het oog en de hersenen

Slide 18 - Slide

Binnenkant oog
Blinde vlek: Deel van het oog waar de oogzenuw het oog verlaat en waarmee men niets kan zien.
Gele vlek: Plek waar je scherpst kan zien. In het netvlies, recht tegenover de pupil.

Slide 19 - Slide

Werking van het oog
Bijziend: Alleen dichtbij scherp zien
Verziend: Alleen ver weg scherp zien
Holle lenzen: Om ver te kunnen kijken
Bolle lenzen: Om dichtbij te kunnen kijken

Slide 20 - Slide

Opdrachten 1 t/m 7 (blz 87)
Harde oogvlies: Buitenste deel van het oog.
Hoornvlies: Het doorzichtige deel van de buitenkant van het oog, waar het licht door naar binnenkomt.
Iris: Gekleurde vlies rondom het pupil van het oog.
Pupil: Opening in de iris waardoor het licht het oog in komt.
Oogspieren: Spier waarmee je de gewenste richting kan kijken.
Glasachtig lichaam: Doorzichtige deel van het oog dat tussen de lens en het netvlies ligt.
Ooglens: Het onderdeel van het oog achter de iris dat ervoor zorgt dat je zowel dichtbij als ver weg scherp kunt zien.
Vaatvlies: Deel van het oog waarin bloedvaten liggen die zorgen voor aanvoer en afvoer van stoffen van het oog.

Slide 21 - Slide

Maak de andere opdrachten

Netvlies: Vlies aan het binnenkant van het oog, waarop beelden worden gevormd door zintuigcellen.
Oogzenuw: Verbinding tussen het oog en de hersenen
Blinde vlek: Deel van het oog waar de oogzenuw het oog verlaat en waarmee men niets kan zien.
Gele vlek: Plek waar je scherpst kan zien. In het netvlies, recht tegenover de pupil.
Bijziend: Alleen dichtbij scherp zien
Verziend: Alleen ver weg scherp zien
Holle lenzen: Om ver te kunnen kijken
Bolle lenzen: Om dichtbij te kunnen kijken

Slide 22 - Slide