3.3

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... redenen opnoemen om te lenen
  2. ... kredietkosten berekenen
  3. ... drie vormen van krediet opnoemen
  4. ... rekenen met een doorlopend krediet

Slide 2 - Slide

Leenmotieven

Slide 3 - Slide

Kredietkosten
Alles wat je méér terugbetaalt dan je geleend hebt, zijn de kredietkosten.
De kredietkosten bestaan uit rente plus soms administratiekosten.
De kredietkosten bereken je als volgt:
            

termijnbedrag x aantal termijnen - krediet

Slide 4 - Slide

Er is er maar 1 juist.

Slide 5 - Slide

a
€ 456 × 36 = € 16.416
b
b € 16.416 - € 15.000 = € 1.416
Vraag voor het SE: Hoeveel procent zijn de kredietkosten van de lening?
( € 1.416 / € 15.000 ) X 100 =  9,4 %

Slide 6 - Slide

Soorten consumptief krediet
Consumptief krediet: een lening voor de aanschaf van een durzaam consumptiegoed.

Slide 7 - Slide


Soorten consumptief krediet

Slide 8 - Slide

Bereken voor een doorlopend krediet van € 5.000 de vragen a t/m d

Slide 9 - Slide

Consumtief krediet kan je of bij een bank afsluiten maar ook bij winkels.
Dit is een echte leervraag

Slide 10 - Slide

10. Wat is een doorlopend krediet?
A
Je kan tot een maximaal bedrag lenen. Dit mag je in delen of in een keer opnemen.
B
Rood staan
C
Je leent een bedrag en betaalt in gelijke termijnen terug
D
Leasen

Slide 11 - Quiz

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
B
tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Slide 12 - Quiz

Wat is het verschil tussen een persoonlijke lening en koop op afbetaling?
A
Bij de één betaal je kredietkosten en bij de andere niet.
B
Bij de één leen je bij de bank en bij de ander bij de winkelier.
C
Bij de één gaat het om een consumptiegoed en bij de andere niet.
D
Bij de één gaat het om een huis en bij de ander op een consumptiegoed.

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving van een persoonlijke lening?
A
Je mag telkens tot een maximum bedrag lenen. Het bedrag dat je hebt afgelost, mag je opnieuw lenen.
B
Je krijgt een bedrag dat je in een vast aantal termijnen terug moet betalen.
C
Als je meerderjarig bent, dan mag je rood staan op je bankrekening.
D
Als iemand je geld persoonlijk uitleent wat eigenlijk van hem/haar was.

Slide 14 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide